Stap 1 - Grammatica 3

Wechselpräpositionen ll

Besondere Verben

Bij sommige werkwoorden moet je extra goed opletten:

Ook hier helpen de drie vragen (Wanneer? Waar? Waarheen?):

Het verschil tussen 3e en 4e naamval is hieronder in het tekstblokje schematisch weergegeven.

Vergelijk:

3e naamval

4e naamval

Ich sitze am (an dem) Tisch.
(Ik zit aan tafel. ➜ Waar?)

Ich setze mich an den Tisch
(Ik ga aan tafel zitten. ➜ beweging)

Ich stehe vor dem Haus.
(Ik sta voor het huis. ➜ Waar?)

Ich stelle mich vor das Haus.
(Ik ga voor het huis staan. ➜ beweging)

Er liegt im (in dem) Bett.
(Hij ligt in het bed. ➜ Waar?)

Er legt sich ins (in das) Bett.
(Hij gaat in het bed liggen ➜ beweging.)


Kijk voor een grappige uitleg naar het filmpje.

Wat is het keuzevoorstelsel? Op welke woorden heeft het keuzevoorzetsel invloed?
En gaat het om de 3e of 4e naamval?

Bekijk het volgende voorbeelden.

Zin: Wir wollen eine Reise in die USA machen.

➜ in die USA : waarheen? = beweging/verandering van plek 4e naamval

Zin: Das liegt in der Umgebung von Rom.

in der Umgebung : waar? = er zijn 3e naamval

Schritt für Schritt

Wen aan het volgende stappenplan:

  1. Zoek in de zin het voorzetsel.
  2. Bepaal de naamval.
  3. Bepaal of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is.
  4. Bepaal de uitgang.

Voorbeeld:
Morgen fahren wir in den Urlaub.

  1. voorzetsel = in
  2. keuzevoorzetsel ➜ vragen stellen ➜ waarheen? (verandering van plek) ➜ 4e naamval
  3. Urlaub = mannelijk
  4. mannelijk + 4e naamval = den

Als je genoeg geoefend hebt, kun je de stappen in je hoofd uitvoeren en hoef je niet alles op te schrijven.