Oplosreacties

Normaal gesproken zien we het oplossen van een stof niet als een chemische reactie. Dat is terecht, omdat bij het oplossen de moleculen van de stof zich alleen maar verspreiden tussen de moleculen van het oplosmiddel. Ze veranderen dus niet. Er ontstaat geen andere stof door hem op te lossen. En als je de oplossing weer indampt (of destilleert) dan krijg je de opgeloste stof weer terug in zijn oorspronkelijke zuivere vorm.

Dit verhaal klopt helemaal voor de moleculaire stoffen. Zou je het oplossen van zo’n stof in water moeten weergeven met een reactievergelijking, dan krijg je iets heel simpels.
Een paar voorbeelden:
Het oplossen van glucose:     C6H12O6(s)  ➝ C6H12O6(aq).
Het oplossen van ammoniak: NH3(g)  ➝ NH3(aq):
Het oplossen van alcohol:      C2H6O(l)  ➝ C2H6O(aq).

 

Maar . . . . . de ionaire stoffen, dat is een ander verhaal. Bekijk dit filmpje maar eens. Hierin kun je goed zien hoe het oplossen van keukenzout (natrumchloride) van macro naar micro-niveau verloopt.

Om te beginnen bestaan ionaire stoffen dus niet uit moleculen, maar uit ionen. Bij het oplossen blijven deze niet als neutrale clustertjes bij elkaar. Het geleidingsvermogen van een zoutoplossing laat zien, dat de ionen vrij door de oplossing bewegen, volledig los van elkaar! Daarom wordt de vergelijking voor het oplossen van een zout iets anders.

Een paar voorbeelden:
Het oplossen van keukenzout (natriumchloride): NaCl(s)  ➝ Na+(aq) + Cl-(aq)  (deze is in het filmpje te zien)
Het oplossen van kaliumsulfide: K2S(s)  ➝ 2K+(aq) + S2-(aq)
Het oplossen van zilvernitraat: AgNO3(s)  ➝ Ag+(aq) + NO3-(aq)
Het oplossen van ammoniumsulfaat: (NH4)2SO4(s)  ➝ 2NH4+(aq) + SO42-(aq)

Let op de volgende kenmerken.

De samengestelde ionen vallen verder niet uit elkaar. Bijvoorbeeld een ammonium-ion (NH4+) in oplossing valt dus niet uiteen in losse stikstof (N) en waterstof (H) atomen.