In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd de toekomstige groei van Amsterdam in grote lijnen vastgelegd in het Algemeen Uitbreidingsplan van Cornelis van Eesteren (zie kaart hieronder). Het plan werd grotendeels pas na de Tweede Wereldoorlog uitgevoerd. Ten westen van het oude stadscentrum werden vijf zogenaamde tuinsteden – buurten te midden van het groen – aangelegd: Slotermeer, Slotervaart, Overtoomse Veld, Geuzenveld en Osdorp. Centraal in de nieuwe wijken kwam een kunstmatig meer, de Sloterplas.
Het Algemeen Uitbreidingsplan onderscheidde zich van eerdere plannen doordat ‘licht, lucht en ruimte’ voorop stonden. Er werd gebouwd in ‘stroken’ – flatblokken met lange gaanderijen – voorzien van parken en sportterreinen. Het was voor het eerst dat ruimte voor ontspanning en recreatie zo’n prominente plek kreeg in een stedenbouwkundig ontwerp.