- Fases geboorte

De bevalling bestaat uit 3 periodes

De eerste periode: de ontsluitingsperiode

De ontsluitingsfase wordt ook verdeeld in aan aantal fases, de beginfase, de middenfase en de overgangsfase.

Tijdens de beginfase, ook wel de latente fase genoemd verstrijkt de baarmoedermond. Hierbij wordt het weefsel van de portio geleidelijk opgenomen in de baarmoeder. Bij een eerste bevalling (primagravida) heeft de ontsluiting nog niet plaatsgevonden. De weeën zijn nog onregelmatig, ze duren kort en komen om de 5-15 minuten en het is onduidelijk of de bevalling al is begonnen. De zwangere kan hierbij haar activiteiten nog uitvoeren zoals zij gewend is. 

Tijdens de middenfase is de baarmoeder volledig verstreken en gaat verder open (ontsluiten). De weeën volgen sneller op elkaar en worden krachtiger en duren nu gemiddeld een minuut waarbij het hoogtepunt na 20 seconde plaatsvindt. Als het hoofdje goed op de ontsluiting drukt wordt er door het lichaam oxytocine aangemaakt (dit bevordert de weeën) en endorfine (een door het lichaam aangemaakte morfine) die ervoor zorgt dat de weeën beter op te vangen zijn. Hoe beter de zwangere zich kan ontspannen en zelfs afwezig lijkt, hoe meer endorfine wordt aangemaakt.

Als laatste tijdens de ontsluitingsperiode is er de overgangsfase, de baarmoedermond opent zich volledig, de overgangsfase begint ongeveer met 8 cm ontsluiting. De weeën volgend nu snel op elkaar en houden ongeveer 1,5 minuut aan.  De zwangere heeft vaak persdrang doordat het hoofdje drukt op het rectum, maar mag hier niet aan toegeven voor er sprake is van volledige ontsluiting. Enkele kenmerken dat de overgangsfase is bereikt:

De tweede periode: de uitdrijvingsperiode 

Als er volledige ontsluiting is en er sprake is van reflectoire persdrang (hevige persdrang waar de zwangere niet anders kan dan toegeven). De baby wordt door de persweeën en de buikpers (persen van de moeder) naar buiten gedreven. De duur van de uitdrijving hangt af van de perskracht en de weerstand van de baby ondervindt in het baringskanaal. Deze weerstand is afhankelijk van de wijdte en de stugheid van het baringskanaal maar ook van de grootte en de ligging van de baby. Bij de geboorte van een eerste kind duurt de uitdrijving gemiddeld een uur, bij een volgende bevalling varieert de uitdrijving van enkele weeën tot een half uur. Persweeën volgen elkaar op om de twee tot drie minuten en duren ongeveer een minuut. De persdrang die wordt gevoeld is niet of nauwelijks tegen te houden. Bij meer dan de helft van de vrouwen zijn de vliezen al voor het persen gebroken, als dit niet gebeurd is zal de verloskundige of de gynaecoloog de vliezen breken om zo de uitdrijving te verspoedigen. Tijdens het persen rekken de schaamlippen uit en word de spanning op het perineum erg groot. Dit is voor de zwangere pijnlijk en voelt branderig aan, dit is ook een teken dat de baby bijna geboren wordt. Als deze spanning te hoog wordt kan de verloskundige of gynaecoloog besluiten een knip (episiotomie) te zetten om uitscheuren te voorkomen of om de geboorte te versnellen. De knip wordt gezet op het hoogtepunt van de wee of als er tijd voor is wordt het perineum eerst verdoofd met lidocaïne. Als het hoofd is geboren (normaal gesproken in achterhoofdsligging) draait het hoofd opzij en maakt een uitwendige spildraai dan worden de schouders geboren en volgt de rest van het lichaam. De baby is dan geboren.

Derde periode: de nageboorte periode

Dit is de periode tussen de geboorte van de baby en de geboorte van de placenta. Als de baby in goede conditie verkeerd mag hij/zij direct bij de moeder komen liggen. Dit is een belangrijk moment voor de binding tussen moeder en kind. Hoelang deze periode duurt maakt niet uit, als de baby goed is afgedroogd en het hoofd is afgedekt. De baby wordt nu zo snel mogelijk aangelegd, het stimuleert de toeschietreflex en zo het opgang komen van de melkproductie maar ook zorgt het ervoor dat de baarmoeder gaat samentrekken. Vaak wordt er extra oxytocine toegediend om de geboorte van de placenta te versnellen. Door het samentrekken van de baarmoeder laat de placenta los, eerst aan het achterste deel waarna door de zwaartekracht de rest loslaat. De moeder moet voor de uitdrijving vaak even mee persen. Deze uitdrijving duurt van enkele minuten tot een uur. De moeder verliest door de geboorte van de placenta ongeveer 150-300ml bloed. Door het loslaten van de placenta ontstaat er een grote wond in de baarmoeder, door het sterk samentrekken van de baarmoeder na de geboorte worden de bloedvaten dichtgedrukt. Het bloeden neemt dan af.