Opgaven

 

 

..1.   Getalwaarde
In een getal bepaald de plaats waar de cijfers staan hoeveel de waarde van het cijfer is. zo heeft het cijfer 7  in het getal 371 een waarde van zeven tientallen ofwel 70.  Hoeveel is het cijfer 7 waard in onderstaande getallen. Noteer de antwoorden netjes in je schrift.
  1.       371
  2.     8807
  3.   47953
  1.   700008
  2.       1704
  3.   679824
 

 

..2. Schrijf de waarde op

Benoem de waarde van de cijfers van de getallen hieronder. Doe het zoals het voorbeeld hieronder. Zet de getallen dus in een tabel zodat je het netjes overzichtelijk kunt noteren. En onthoud, gebruik je potlood en geodriehoek wanneer je een tabel tekent.

 

Schrijf uit zoals hierboven:

  1.          56871
  2.            3008
  3.   57980052

 

  1.          368
  2.   5498700
  3.     180047
 

 

..3.   Getallen.

Vorm het getal:

Voorbeeld:
4t + 2H = 40 + 200 = 240

Splits het getal:

Voorbeeld:
20073 = 2Td  7T 3E

 

  1. 8D + 4H + 3E + 6h =
  2. 7T + 3D + 5E =
  3. 4TD + 1E + 6H + 8h + 3D =

 

  1. 25973 =
  2. 7000369 =
  3. 7954 =

 

..4.   Dichtsbijzijnde getal

Zoek het zichtsbijzijnde gevraagde getal, eigenlijk ben je hier al een beetje aan het afronden.

voorbeeld:

Zoek het dichtsbijzijnde duizendtal:  458790  ->  459000

Noteer de gevraagde getallen netjes in je ruitjesschrift. (vergeet je de vragen niet netjes voor de kantlijn te noteren)

  1. Zoek het dichtsbijzijnde honderdtal:  761
  2. Zoek het dichtsbijzijnde tiental:  43
  3. Zoek het dichtsbijzijnde duizendtal : 8794058
  4. Zoek de dichtsbijzijnde tienduizendtal : 7851000
  5. Zoek het dichtsbijzijnde Miljoental : 8405294

 

..5. Afronden
Op je werkblad staat deze tabel ook. rond de getallen af zoals gevraagd. Sommige vakjes kan je niet invullen.

 

 

tot op een tiental

tot op een honderdtal

tot op een duizendtal

Op een tienduizendtal

470904

 

 

 

 

19266

 

 

 

 

1274

 

 

 

 

310810

 

 

 

 

3888

 

 

 

 

71452

 

 

 

 

 

..6. Waarde van de getallen

Op je werkblad staan onderstaande opgaven ook. Vul in.

Voorbeeld:  

65,72          → 6 =  6T of 60               →  7 =7t  of 0,7

 

235,27            →  3 = …... of …..               7 = .….. of .…..

451,71            →  4 = …... of …...             7 = …... of …...

824,25           →   4 = …... of …..               5 = …... of …...

2305,09         →   2 = …... of .…..              9 = …... of …...

 

..7. Doortellen en terug tellen
Vul het rijtje aan.
Zet de volgende vier getallen in je wiskundeschrift
  1.    0,2     0,4    0,6     ……     ……    ……     ……  
  2.   ……     ……     ……     2,2    2,25     2,3    2,35        
             
  3.    ……     ……     ……    ……    1,9     2,1     2,3
  4. 0,25     0,5     0,75   ……     ……    ……     ……  
  5.   ……     ……      ……   5,5       6     ……      ……

 

 

.8.   Afronden achter de komma. Schrijf het antwoord netjes op je ruitjespapier.
Rond  af op 1 decimaal
(één cijfer achter de komma)

Rond af op 3 decimalen
(drie cijfers achter de komma)

  1.      3,702 → …..   

  2.    10,074 → …..

  3. 753,276 → …..

  1.      68,75274 → …..

  2.        1,4505 → …..

  3.   1478,0834 →  …..

 

..9.   Afronden

In de supermarkt rond men de prijzen altijd af op het 0,05

 

  1. Je staat bij de kassa en hebt een een zak M&M's gekocht. Op de verpakking lees je €1,93. Welk bedrag moet je nu aan de kassa afrekenen als je contant betaald (dus niet met je pin-pas)

 

  1. Hannah staat bij de kassa. Op het display van de kassa ziet Hannah €17,27 staan. Ze besluit met contant geld te betallen. Welk bedrag moet Hannah nu afrekenen? Noteer het antwoord in je schrift.

 

  1. Je koopt 3 blikjes cola van €0,51 per stuk. Welk bedrag moet je nu aan de kassa afrekenen wanneer je met contant geld betaald?

 

  1. Wat betaal je voor een frikandelbroodje van €0,93 en een kaasbroodje van €0,64 wanneer je dit contant aan de kassa wilt afrekenen