Persoonlijke voornaamwoorden komen in de plaats van zelfstandige naamwoorden. Zelfstandig naamwoorden geven aan om wie het gaat in een zin (of een gedeelte ervan).
Bijvoorbeeld: "Henk heeft vijf paarden".
Henk is het zelfstandig naamwoord in deze zin. Nu moeten we een persoonlijke voornaamwoord vinden die daarvoor in de plaats kan komen, zodat de betekenis van de zin precies het zelfde blijft. Persoonlijk voornaamwoorden in het Nederlands zijn: ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie en zij. In dit geval zou je dus 'hij' gebruiken om aan te geven dat Henk vijf paarden heeft. De zin zou nu worden:
"Hij heeft vijf paarden"