Naast persoonlijke voornaamwoorden, zijn er dus ook bezittelijke voornaamwoorden. Deze gebruiken we om aan te geven dat iemand of iets ergens over bezit. Bijvoorbeeld:
"Dat zijn de honden van Henk" of "Dat zijn Henk's honden".
Voor 'Henk' komt 'Zijn', dus "Dat zijn zijn honden".
Net zoals bij de persoonlijke voornaamwoorden, staan hier onder de bezittelijke voornaamwoorden zoals we die kennen in het Nederlands, met daarnaast de Engelse versie er van:
- mijn - my
- jouw - your
- zijn - his
- haar - her
- ons/ onze - our
- jullie - your
- hun - their
plaatje 3
Nu gaan we aan de hand van de woordjes hierboven, een zin samen maken. De zin die we als voorbeeld nemen is:
"Deze schapen zijn van de boeren".
De boeren bezitten de schapen, dus zij zijn het bezittelijk voornaamwoord. Als we het bezittelijk voornaamwoord willen gebruiken moeten we dus 'de boeren' vervangen door 'hun'.
De zin wordt: Dit zijn hun schapen.
In het Engels is de zin: These sheep are from the farmers. We gaan precies hetzelfde doen maar dan in het Engels. In de woordenlijst hierboven staat bij 'hun', 'their'. 'the farmers' gaan we hier dus vervangen met 'their'.
De zin in het Engels wordt: These are their sheep.