De wortels zitten onder de grond in de bodem en is dus niet zichtbaar.
De wortel voorziet de plant van voedingsstoffen (mineralen) en water en zorgt voor verankering van de plant in de grond. Ook kan in de wortels reservevoedsel worden opgeslagen. De wortel bestaat uit een hoofdwortel, met zijwortels en wortelharen.
De stengel en de bladeren zijn boven de grond aanwezig.
Door de stengels lopen de vaatbundels van wortel naar de bladeren en omgekeerd. Door deze vaatbundels vervoert de plant water van de wortels naar de bladeren en glucose (voedsel) van de bladeren naar de wortels. Stengels dienen dus voor transport.
De bladeren hebben twee belangrijke functies: fotosynthese en de verdamping van water. Met behulp van fotosynthese wordt in bladeren, onder invloed van zonlicht, uit koolstofdioxide en water, glucose (voedsel) gemaakt.