Je gaat nu de instap-opdracht maken.
In deze opdracht zijn 3 grammaticaonderdelen verwerkt die terug komen op de toets van unit 1: De present simple/present continuous, woord volgorde en zinnen vragend/negatief maken.
Aan de hand van de resultaten van de instap-opdracht bepaal je of je opdracht A, B of C maakt. Je maakt de opdracht van het onderdeel waarin je de meeste fouten hebt gemaakt.
Opdracht A is de present simple en de present continuous.
Opdracht B is woordvolgorde
Opdracht C is zinnen negatief en vragend maken.