Als je een regelmatig werkwoord moet gebruiken in de verleden tijd dan is de regel als volgt: werkwoord + ed. Er zijn twee soorten werkwoorden: de regelmatige en de onregelmatige werkwoorden.
Als je een regelmatig werkwoord moet gebruiken voor de Past Simple dan geldt de regel:
Enkelvoud: I , You, She, He, It: werkwoord + ed
Meervouw: We, You, They: werkwoord + ed
Bijvoorbeeld:
Walk → walked
Laugh → laughed
Work → worked
Een paar uitzonderingen voor sommige regelmatige werkwoorden zijn:
- Als een werkwoord eindigt met een medeklinker + y dan verandert de -y in -ied op het eind.
⇒ Bijvoorbeeld: marry → married
: bully → bullied
: try → tried
- Als een werkwoord al op -e eindigt dan hoef je nog alleen maar een -d erachter te schrijven in de Past Simple.
⇒Bijvoobeeld: bake → baked
: organise → organized
: live → lived
Als je twijfelt over bepaalde werkwoorden dan kan je een woordenboek raadplegen.
Ga door naar de volgende pagina voor de onregelmatige werkwoorden ⇒