Om een elektrisch spanningsverschil (= potentiaalverschil of het verschil in potentiƫle elektrische energie tussen twee punten) te meten heb je twee meetpunten nodig. In de neurofysiologie wordt hiervoor een actieve en een referentie elektrode gebruikt.
De concentrische naaldelektrode heeft een buitenste deel (dat hol is) en daarin een draad die als actieve elektrode werkt (A). De schacht van de naald is de referentie (B). Door de naald in een spier te prikken, kan dus de activiteit van de spier worden gemeten.
De naald is verbonden met een computer en monitor waarop de spieractiviteit weergegeven wordt, vaak op verschillende lijnen onder elkaar die verschuiven in de tijd zodat je de activiteit langs ziet komen.