Als de kernmembranen zich weer gevormd hebben, snoert het celmembraan zo ver in dat er uiteindelijk twee cellen met elk een celkern ontstaan.
Elke dochtercel heeft evenveel chromosomen als de moedercel, omdat het aantal chromosomen eerst verdubbeld werd en vervolgens weer gehalveerd.
Na de celdeling vindt er nog plasmagroei plaats, waarbij de hoeveelheid cytoplasma in de dochtercellen toeneemt, zodat zij uiteindelijk dezelfde grootte als de moedercel krijgen.