Een DNA-molecuul is enorm dun en lang. Als je alle DNA-moleculen uit één lichaamscel van een mens achter elkaar zou leggen, kom je uit op een lengte van ongeveer twee meter.
Die twee meter aan DNA-moleculen zit in een celkern van nog geen zes micrometer (= 0,006 millimeter).
Om te voorkomen dat de DNA-moleculen in de knoop raken, zit het DNA gebonden aan eiwitten.
Eén zo’n eiwitgebonden DNA-molecuul noem je een chromosoom.
Afzonderlijke chromosomen zijn alleen zichtbaar onder een microscoop én alleen als een cel zich gaat delen. Dan zijn de chromosomen namelijk verdubbeld en zo sterk opgerold dat ze er korter en dikker uitzien.