Vooraf aan de kerndeling (mitose) wordt elk chromosoom verdubbeld. Het oude en het nieuwe chromosoom blijven op één plek aan elkaar vast zitten.
1. De verdubbelde chromosomen rollen zich op (spiraliseren).Vanaf dat moment zijn de chromosomen zichtbaar onder een microscoop.
2. Het kernmembraan verdwijnt.
3. De verdubbelde chromosomen verplaatsen zich naar het midden van de cel.
4. Eiwitdraden trekken de verdubbelde chromosomen los van elkaar.
5. Eiwitdraden trekken de losse chromosomen uit elkaar, elk naar een andere kant van de cel.
6. De chromosomen ontrollen zich en er worden twee kernmembranen gevormd.