Lees onderstaande lesstof goed door en maak de oefenopdracht. Aan het einde van deze Wikiwijs wordt deze lesstof getoetst.
Een prikkel is informatie uit je omgeving. Prikkels vang je op met je zintuigen. Met je zintuigen kun je waarnemen wat er in je omgeving gebeurt. Als je iets hebt waargenomen, kun je hierop reageren door iets te doen.
Prikkels worden vaak verward met impulsen, maar het zijn twee totaal verschillende dingen. Prikkels komen uit je omgeving. Impulsen ontstaan vervolgens in het lichaam.
Maak onderstaande opdracht door alle woorden die bij de beschrijvingen horen in de puzzel in te vullen en daarna op check te klikken.
Je oren zijn organen met gehoorzintuigen. Hiermee vang je geluid op. Geluid is in dit geval de prikkel.
Licht vang je op door middel van je ogen. Licht is de prikkel voor het lichtzintuig (ook wel gezichtszintuig genoemd). Als het licht op een voorwerp schijnt, wordt het teruggekaatst. Het teruggekaatste licht wordt opgevangen door je ogen. Nu zie je het voorwerp.
Geuren kun je ruiken met je neus. Geur is de prikkel voor het reukzintuig.
Je kunt smaak proeven met je tong. Voor het smaakzintuig op je tong zijn smaakstoffen de prikkel.
Het grootste orgaan van je lichaam is je huid. Hierin liggen verschillende soorten zintuigen, die ieder gevoelig zijn voor één specifieke prikkel.
Warmtezintuigen in je huid zijn gevoelig voor de prikkel 'hogere temperatuur'.
Bij je tastzintuigen is de prikkel 'hoe voelt een voorwerp aan'. Is het voorwerp nat, droog of zacht?
Je koudezintuigen zijn gevoelig voor de prikkel 'lagere temperatuur'.
De prikkel 'pijn' kun je voelen door middel van je pijnzintuigen.