Thema

Het onderwerp van een verhaal kun je vaak in een woord aangeven, bijvoorbeeld liefde, vriendschap, reizen of oorlog. Als je nauwkeuriger wilt vertellen waar een verhaal over gaat, heb je meer woorden nodig. Je gebruikt een hele zin om het thema, de hoofdgedachte van een verhaal, weer te geven, bijvoorbeeld: ‘Het is heerlijk om verliefd te zijn, maar soms blijft liefde onbeantwoord’. Om het thema te bepalen moet je ontdekken op welke manier personages, gebeurtenissen en ruimtes met elkaar te maken hebben. Ook uit de afloop van het verhaal kun je soms afleiden wat het thema is. Terugkerende aspecten hebben vaak met het thema te maken. Zo’n terugkerend aspect in een verhaal heet een motief. Denk aan toeval, haat of schuld. Ook kan een motief een hele zin of een voorwerp zijn, zoals een glas of een spiegel. Door motieven ontstaat een patroon in het verhaal. Een motto is een citaat, spreuk of dichtregel voor in het boek, waarmee de auteur vaak de bedoeling van het boek aanduidt. Lang niet alle boeken hebben een motto.

Zo bepaal je het thema van een boek:

• Stel het onderwerp vast.

• Bekijk de titel en het omslag.

• Lees het motto (als dat er is).

• Kijk welke aspecten van het onderwerp herhaald worden; zoek dus de motieven.

• Lees nogmaals de afloop van het verhaal.