Om te werken met een microscoop moet je een preparaat maken.
Een preparaat bestaat uit een dik glaasje, het voorwerpglas en een dun glaasje, het dekglas. Tussen het voorwerpglas en het dekglas ligt het voorwerp dat je wilt bekijken. Dit kunnen cellen of een stukje weefsel zijn. Meestal ligt het voorwerp in een vloeistof.
Als je een preparaat met een microscoop bekijkt, begin je altijd bij de kleinste vergroting met scherp stellen. Je kunt dan het voorwerp makkelijk in het preparaat vinden. De kans is dan ook klein dat je met een objectied tegen het preparaat aan komt.
In de afbeeldingen hieronder zie je hoe je moet scherpstellen.