Celdeling

Het lichaam van een mens bestaat uit ongeveer 100 biljoen cellen. Dit aantal is ontstaan uit 1 cel. Door celdeling zijn uit deze cel alle andere ontstaan. 

Sommige cellen blijven jaren in leven, maar andere leven kort. De buitenste laag van je huid bastaat uit dode cellen, waarvan er per dag miljoenen loslaten. Ze vallen op de grond en komen in je kleren. In een jaar verlies je ongeveer 3,5 kg huid. In je huid ontstaan continu nieuwe cellen, waardoor het totale aantal niet afneemt. Per seconde ontstaan ongeveer een miljoen nieuwe cellen. Als je groeit, ontstaan er meer nieuwe cellen dan dat er doodgaan. 

De vorming van nieuwe cellen verloopt bij alle organismen op een vergelijkbare manier. Eerst ontstaan twee kernen. Daarna deelt de cel zich. Er zijn dan uit 1 cel, de moedercel, twee nieuwe cellen ontstaan, dit zijn de dochtercellen. Na de celdeling vindt plasmagroei plaats. De dochtercellen worden groter doordat de hoeveelheid cytoplasma toeneemt. 

Tijdens de celdeling kun je in de celkern chromosomen zien. Mensen hebben 46 chromosomen in iedere celkern. Voordat een zich deelt, is van ieder chromossom een kopie gemaakt. Aan het begin van de celdeling zijn er dus 92 chromosomen. Van ieder chromosoom komt er 1 in de ene kern en de andere in de andere kern. Na de deling bevatten de beide dochtercellen dus precies dezelfde informatie als de moedercel.

 

De vorming van nieuwe cellen

 

Na de celdelingen gaat een van beide cellen die ontstaan zijn zich ontwikkelen tot een specifieke cel. Als de cel die zich deelde in de spieren lag, kan een spiercel ontstaan, maar als het een cel in de huid was, dan zal een huidcel ontstaan. De andere dochtercel blijft een cel die zich kan delen en specialiseert zich niet. 

De celcyclus