In dit deel van de les ga je leren over de present simple. Ik hoop dat je al een paar dingen herkent van eerdere lessen!!
Explanation(uitleg) present simple:
In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: wanneer gebruik je de present simple, hoe maak je de present simple en hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatig werkwoord zijn (to be)?
Wanneer gebruik je de present simple?
Je gebruikt de present simple bij:
- Feiten
- Gewoonten
- Regelmatigheden
- This book has a red colour. - feit
- He always bites his nails - gewoonte
- These kids often play with each other. - regelmatigheid
Vaak staan er in een zin signaalwoorden (signal words) om de present simple te herkennen.
- Always
- Never
- Often
- Sometimes
- On Saturdays
- In the weekend
Hoe maak je de present simple?
In het Nederlands hebben we ook een simpele vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld het woord rennen: ik ren, jij rent, wij rennen. Maar hoe ziet dit woord er nou uit in het Engels?
Rennen - to run
I run home. Ik ren naar huis.
You run home. Jij rent naar huis.
He runs home. Hij rent naar huis.
She runs home. Zij rent naar huis.
It runs home. Het rent naar huis.
We run home. Wij rennen naar huis.
You run home. Jullie rennen naar huis.
They run home. Zij rennen naar huis.
Zoals je ziet voeg je een -s toe bij he, she en it (hij, zij en het). She swims, he loves, it runs.
Je kunt dit onthouden met de shit-regel. In het woord shit zit namelijk She, He en IT.
- she --> she swims fast.
- he --> he swims fast.
- it --> it swims fast.
In alle andere gevallen(I, you, we, they) gebruik je gewoon het hele werkwoord:
- to run - They run across the street.
- to speak - You speak very well.
- to see - I see him over there.
Hieronder zie je nog een keer duidelijk het verschil:
- I love our dog.
- He loves our dog.
- I sing my favourite song every day.
- Susan sings her favourite song every day.
Hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatig werkwoord zijn(to be)?
Zijn/worden = TO BE
I am ik ben
you are jij bent
he is hij is
she is zij is
it is het is
we are wij zijn
you are jullie zijn
they are zij zijn
Vuistregels van de present simple!!
Je gebruikt de present simple bij:
- Feiten
- Gewoonten
- Regelmatigheden
- This book has a red colour. - feit
- He always bites his nails - gewoonte
- These kids often play with each other. - regelmatigheid
Je plakt een -s achter de werkwoorden bij he, she en it (SHIT-regel), bij alle anderen gebruik je gewoon het hele werkwoord.