De past continuous gebruik je wanneer iets in het verleden een tijdje aan de gang is geweest.
Bij deze vorm maken we gebruik van de formule: was(n't)/were(n't) + werkwoord + -ing.
Voorbeeld:
I was laughing.
They were running super fast.
Je kan de past continuous ook gebruiken bij iets dat in het verleden aan de gang was toe er iets anders gebeurde
Voorbeeld:
They were playing when the ball fell into the lake.
She was sleeping when the alarm went off.