Auxiliary verbs zijn hulpwerkwoorden. Hulpwerkwoorden geven meestal betekenis aan een zelfstandig werkwoord in de zin. In het Engels zijn de meest voorkomende hulpwerkwoorden:
Do, can, may, shall, should, could, will, would
___________________
To be is een onregelmatig werkwoord
I am
You are
He/She/It is
We are
You are
They are
Je gebruikt deze vorm van vragen stellen als je een ja/nee antwoord verwacht. Het moment dat je hulpwerkwoorden in een zin tegenkomt of to be, dan vorm je de vraagzin anders dan wanneer je een zelfstandig werkwoord in de zin zou hebben. Met een zelfstandig werkwoord (zie kennisclip), vorm je de vraagzin met to do.
Bijvoorbeeld:
To do: We eat McDonalds a lot. → Do we eat Mcdonalds a lot? Auxiliary verb: I can dance all night. → Can I dance all night?
In de eerste zin is eat een zelfstandig werkwoord, om deze reden gebruiken wij to do om het vragend te maken.
In de tweede zin is er het hulpwerkwoord can. Om deze reden gebruiken wij geen to do maar een andere regel om de zin vragend te maken.
Om een zin vragend te maken met to be of een auxiliary verb plaats je het werkwoord vooraan in de zin.
Bijvoorbeeld:
To be: You are a very good student. → Are you a very good student? To be: I am a childcare worker. → Am I a childcare worker? Auxiliary: We will order pizza tonight. → Will we order pizza tonight? Auxiliary: I should go home now. → Should I go home now?
Nu je de volledige uitleg heb ontvangen kan je aan de slag met oefenen. Als je bij de instaptoets niet zo hoog had gescoord, mag je eerst beginnen met de remidiërende opdrachten. Na het maken van deze opdrachten mag je aan de slag met de extra 1 en extra 2 opdrachten.
Als je hoog had gescoord, mag je gelijk aan de slag met de extra opdrachten.