De Duitse taal kent drie bepaalde lidwoorden in het enkelvoud: der voor woorden van het mannelijk geslacht, die voor woorden van het vrouwelijk geslacht en das voor onzijdige woorden. Degenen die Duits als moedertaal hebben weten welk lidwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort. Echter, voor degenen waarvan Duits geen de moedertaal is, kan het lastig zijn om dit te leren. Hiervoor zijn namelijk geen harde regels maar slechts enkele richtlijnen waarvan regelmatig wordt afgeweken.
Regels voor lidwoord 'der'
De volgende woorden hebben der als lidwoord:
Namen van mannelijke personen en functies/beroepen: Vater, Pilot, Arzt;
Namen van jaargetijden: Frühling, Sommer, Herbst, Winter;
Namen van maanden: Januar, Juli, Dezember;
Namen van de weekdagen: Montag, Dienstag, Sonntag;
Namen van windrichtingen: Nordwest(en), Süd(en);
Namen van neerslagen: Regen, Schnee, Hagel;
Namen van automerken: Audi, BMW, Mercedes;
Namen van treinen: IC;
Let op: dit geldt alleen voor het enkelvoud. In het meervoud krijgen alle zelfstandige naamwoorden het lidwoord die.
Let op: verkleinwoorden hebben altijd das als lidwoord: der Kopf → das Köpfchen.
Regels voor lidwoord 'die'
De volgende woorden hebben die als lidwoord:
Namen van vrouwelijke personen en functies/beroepen: Mutter, Friseuse, Ärztin;
Namen van motormerken: Harley Davidson, BMW (only motorcycle), Yamaha;
Namen van vliegtuigen en schepen: Boeing 747, Titanic;
Cijfers: Eins, Drei;
Verder hebben woorden met de volgende uitgangen die als lidwoord:
–falt: Vielfalt;
–heit: Freiheit, Sicherheit;
–keit: Möglichkeit, Schnelligkeit;
–schaft: Freundschaft, Mannschaft;
–t (zelfstandige naamwoorden afgeleid van werkwoorden): Fahrt, Tat;
–ung: Leitung, Zeitung;
–e: Grenze, Lampe;
uitzonderingen: der Junge, der Friede;
–ei: Abtei, Metzgerei;
uitzonderingen: das Ei, der Papagei;
–ie: Diplomatie, Psychologie;
uitzonderingen: der Junkie, der Hippie;
–in: Ärztin, Studentin;
uitzonderingen: das Benzin, der Harlekin;
Let op: verkleinwoorden hebben altijd das als lidwoord: die Hand → das Händchen.