Hoofdstuk 1

Introductie

De Duitse taal kent drie bepaalde lidwoorden in het enkelvoud: der voor woorden van het mannelijk geslacht, die voor woorden van het vrouwelijk geslacht en das voor onzijdige woorden. Degenen die Duits als moedertaal hebben weten welk lidwoord bij een zelfstandig naamwoord hoort. Echter, voor degenen waarvan Duits geen de moedertaal is, kan het lastig zijn om dit te leren. Hiervoor zijn namelijk geen harde regels maar slechts enkele richtlijnen waarvan regelmatig wordt afgeweken.

Regels voor lidwoord 'der'

De volgende woorden hebben der als lidwoord:

Let op: dit geldt alleen voor het enkelvoud. In het meervoud krijgen alle zelfstandige naamwoorden het lidwoord die.

Let op: verkleinwoorden hebben altijd das als lidwoord: der Kopf → das Köpfchen.

Regels voor lidwoord 'die'

De volgende woorden hebben die als lidwoord:

Verder hebben woorden met de volgende uitgangen die als lidwoord:

Let op: verkleinwoorden hebben altijd das als lidwoord: die Hand → das Händchen.

Regels voor lidwoord 'das'

De volgende woorden hebben das als lidwoord:

 

Woorden met de volgende uitgangen hebben meestal das als lidwoord:

Let op: dit geldt alleen voor het enkelvoud. In het meervoud krijgen alle zelfstandige naamwoorden het lidwoord die.

Hier nog een filmpje die het wat duidelijker maakt: