Wat zijn koolhydraten?
Koolhydraten zijn samen met eiwitten en vetten de belangrijkste voedingsstoffen en de belangrijkste energiebronnen. Koolhydraten zorgen voor directe energie, ze zijn direct beschikbaar als brandstof voor de cellen. Vooral de rode bloedlichaampjes en de hersen- en zenuwcellen kunnen alleen glucose als energiebron gebruiken.
fotosynthese
Alleen groene planten kunnen koolhydraten maken. Daarvoor hebben ze koolzuurgas nodig, dat door de bladeren uit de lucht wordt opgenomen, en water, dat via de wortels uit de grond wordt gehaald. De energie die daarvoor gebruikt wordt, komt van de zon. Die energie wordt opgevangen door het bladgroen (chlorofyl), die de energie om kan zetten in chemische energie, die nodig is voor de opbouw van het glucose molecuul. Hierbij komt zuurstof vrij. Daarom zijn planten de grootste energiebronnen op de aarde.
Zetmeel is een rijke energiebron voor mens en dier. Zelf kunnen we de deze stoffen namelijk niet aanmaken. Koolhydraten bestaan uit de basiselementen: koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O). In tegenstelling tot eiwitten en vetten bevatten koolhydraten geen andere elementen. De naam van deze verbindingen is afgeleid van koolstof en van het griekse woord voor water (hydros). De moleculen van sachariden kunnen weinig tot heel veel koolstofatomen per molecuul bevatten. Door hun chemische structuur verdelen we koolhydraten in drie groepen.
monosachariden (enkelvoudige koolhydraten)
Monosachariden zijn de kleinst mogelijke koolhydraatmoleculen; ze vormen de bouwstenen van alle overige koolhydraten zoals glucose en fructose. Glucose is de basis van brandstof voor het lichaam. Glucose komt veel voor in zoete vruchten en honing. In droge vorm is het een witte stof met een minder zoete smaak dan suiker. Fructose komt minder voor maar komt voornamelijk in dezelfde producten voor als glucose. Fructose is twee keer zo zoet als suiker. Galactose is een belangrijk bestanddeel van de disacharide lactose, die bestaat uit een molecuul galactose en een molecuul glucose. Galactose wordt gevormd in de melkklier van mens en dier, behalve planten.
disachariden (tweevoudige koolhydraten)
Disachariden bestaan uit twee met elkaar verbonden monosachariden. Een voorbeeld is de suiker in koffie. De scheikundige naam is sacharose. Het bestaat uit de monosachariden glucose en fructose en wordt gewonnen uit suikerriet of suikerbiet. Sacharose is heel zoet. Lactose is ook een disacharide die bestaat uit de mon mosachariden glucose en galactose. Lactose smaakt alleen niet zoet. Toch is het evenveel als twee schepjes suiker in koffie en levert het net zoveel kcal. Maltose (moutsuiker) is ook een disacharide. Het bestaat uit twee eenheden glucose en speelt een rol bij het maken van bier.
polysachariden (meervoudige koolhydraten)
Polysachariden bestaan uit een groot aantal monosachariden (meestal meer dan twintig). Ze zijn niet oplosbaar in water en niet zoet. Voorbeelden zijn zetmeel, glycogeen en voedingsvezels (o.a. cellulose en pectine). Glycogeen is de koolhydraatreserve. Een molecuul glycogeen kan bestaan uit 3000 tot 60.000 moleculen glucose. In tegenstelling tot zetmeel is glycogeen wel oplosbaar in water.