De koolhydraatvertering

Van de koolhydraten zijn alleen monosachariden direct opneembaar. Poly- en disachariden moeten eerst worden omgezet in glucose voor ze kunnen worden opgenomen. Voor de vertering van voedingsvezels mist er een belangrijk enzym. Ze heten daarom ook onverteerbare koolhydraten, omdat ze niet zomaar verteerd kunnen worden. Het meest voorkomende koolhydraat is zetmeel. Ook zetmeel is zonder voorbehandeling niet verteerbaar.

De vertering van koolhydraten begint al in de mond. Door goed te kauwen wordt het voedsel verkleind, vermalen en gemengd met speeksel. Speeksel versmeert het voedsel zodat het gemakkelijk gekauwd en doorgeslikt kan worden. Speeksel bevat het enzym amylase dat zetmeel eerst afbreekt in stukken met een ketenlengte van 10 tot 20 glucosemoleculen (dextrinen) en daarna in maltose (disacharide van twee moleculen glucose). Doordat het voedsel maar kort in de mondholte is, wordt maar een klein gedeelte van het zetmeel afgebroken. Doordat de maag zuur is, is het enzym daar onwerkzaam. Daarom vindt de afbraak van koolhydraten vooral plaats in de dunne darm. In de twaalfvingerige darm en de dunne darm worden koolhydraten helemaal afgebroken. Het sap van de alvleesklier (pancreassap) bevat de enzymen amylase, maltase en sacharase. Maltase splitst maltosemoleculen in twee moleculen glucose. Sacharase splitst de sacharasemoleculen (gewone suiker) in glucose en fructose. Het darmsap van jonge kinderen bevat ook het enzym lactase dat lactose splitst in een molecuul glucose en een molecuul galactose. Uiteindelijk worden alle verteerbare koolhydraten omgezet in de monosachariden glucose, fructose en galactose en via de poortader vervoerd naar de lever. Fructose en galactose worden door de lever omgezet in glucose. Dat wordt weer afgegeven aan het bloed voor energie. De lever gebruikt glucose ook als een van de bouwstenen voor de opbouw van vetzuren en niet-essentiele aminozuren.