Het paard is een kuddedier en dat heeft grote gevolgen voor de manier waarop het zich gedraagt, niet alleen in de omgang met mensen, maar ook op stal, in de wei en in allerlei andere situaties. Wanneer je begrijpt hoe kuddedieren zich gedragen en hoe ze in bepaalde situaties zullen reageren, zul je beter met paarden kunnen omgaan. Je zult dat ook veel beter kunnen voorkomen dat er voor het paard of voor jou gevaarlijke situaties ontstaan.
Uit de manier waarop een paard zich gedraagt tegenover soortgenoten of tegenover de mens, kun je veel afleiden over zijn karakter. Het ene paard zal veel heftiger reageren op indrukken van buitenaf dan een ander paard. Dit heeft te maken met zijn temperament, dat hij van zijn voorouders heeft meegekregen. Vergelijk maar eens de reactie van een Arabier met die van een Belgisch trekpaard op een bepaalde gebeurtenis. Maar naast deze van nature aangeboren gedragsverschillen heeft ook ieder paard zijn eigen karakter. Dit karakter wordt gevormd door ervaringen van het paard, bijvoorbeeld door de omgeving waarin het opgroeit of de manier waarop het paard behandeld wordt. Je kunt bij een paard, als je het juist behandelt, zijn goede eigenschappen naar voren halen en minder goede eigenschappen onderdrukken. Met een slechte behandeling bereik je het omgekeerde. Hierbij moet je wel blijven beseffen dat een paard niet, zoals de mens, het verschil weet tussen goed en kwaad. Het weet wat wel en niet mag, doordat wij hem dat duidelijk maken. Een paard kent ook geen gevoelens van schaamte of ondankbaarheid, ook al vertalen wij dat wel eens zo. Voor een paard zijn alleen zijn eigen behoeftes belangrijk. De enige uitzondering daarop is het moederlijke gedrag van de merrie ten opzichte van haar veulen. Om te weten hoe je een paard positief kunt beïnvloeden, moet je het paard eerst begrijpen. Dit begrijpen leer je voor een groot deel door veel met paard om te gaan in verschillende situaties en door ze daarbij te bestuderen. Een ander deel om ze te begrijpen leer je door meer te weten over zijn natuurlijke leefomgeving.
Het paard in zijn natuurlijke leefomgeving
De geschiedenis van het paard laat zien dat het paard van de grote vlaktes komt, waar ze in kuddeverband leefden. Kuddedieren hebben geen vast verblijfplaats, maar trekken rond op zoek naar voedsel en water. Elke kudde heeft een leider. Meestal is dit de hengst, maar het kan ook de merrie zijn. De leider is het paard met het meest dominante en positieve karakter. De leiding krijg je door ervoor te vechten, net zolang tot je boven aan de rangorde staat. Iedere kudde kent een rangorde. Hierdoor weet ieder paard zijn plaats en vindt er geen verspilling van tijd plaats, bijvoorbeeld over wie als eerste mag drinken. De leider mag altijd eerst en dan het paard onder de leider, dan die daaronder enzovoort.
Een paard alleen op de vlakte is natuurlijk heel kwetsbaar. In een kudde is ieder dier sterker. De vijand kan dan moeilijker een keuze maken welk paard ze aan gaan vallen, de paarden kunnen elkaar waarschuwen en maken als groep meer indruk. Een paard is dus een kuddedier dat leeft in een bepaalde rangorde.
Vluchtgedrag
Paarden zijn kwetsbaar. Ze lijken wel sterk en machtig, maar hun tanden en hoeven zijn, net als bij andere grazers, niet ingesteld op vechten. Tegen de scherpte tanden en klauwen van een roofdier beginnen ze weinig. Vandaar dat het paard geen gevecht aangaat, maar vlucht als er gevaar dreigt. Alleen als het paard niet kan vluchten, zal het zich als laatste redmiddel proberen te verdedigen.
Het paard is een prooidier en doordat erop gejaagd werd door roofdieren, moest het paard altijd op zijn hoede zijn. Als er iets vreemds te zien, te horen of te ruiken, kan dat een vijand zijn. En dan telt elke seconde. Het paard gaat niet op zijn gemak kijken of er misschien gevaar dreigt, maar het reageert zo snel mogelijk door weg te rennen. Vandaar dat veel paarden bij ons nogal schrikachtig overkomen. Maar weet dat zo’n snelle reactie in de natuur het verschil van leven en dood kan betekenen.
Vertaling naar onze omgeving
Als we dit alles weten over het paard en we vergelijken dit met hoe wij paarden houden, dan vallen een aantal dingen op. Zo is het paard van nature veel bewegingsvrijheid gewend en eet het dier de hele dag door. Wij houden de dieren in aparte boxen en voeren ze op gezette tijden. Dit kan de nodige problemen geven die vrij goed te ondervangen zijn. Zo is het belangrijk een paard regelmatig en voldoende beweging te geven. Het zien van soortgenoten en het hebben van sociaal contact met ze is voor de dieren van groot belang. De hele dag voeren is niet praktisch. Maar voer geven waar ze een tijdje mee bezig zijn, zoals hooi en stro, lost al veel problemen op. Verveling is het paard zijn grootste vijand op stal. Hierdoor gaat het dier zelf afleiding zoeken, wat zich uit in vervelende en soms schadelijke stalondeugden.
We weten nu waarom een paard schrikt van onverwachte bewegingen en geluiden. En waarom het reageert als een ander paard schrikt. Door het paard hierin te belemmeren, krijg je spanning en vanuit die spanning kun je weinig meer doen. De kunst is om het dier vertrouwd te maken met veel verschillende situaties.