Opgaven

1H02.2 Opgaven .................................................................................................................

Afstanden

 

Gebruik je geodriehoek.

  1. Meet de afstand tussen de punten P en A.
  2. Meet de afstand van punt P tot lijn l.
  3. Meet de afstand tussen de lijnen l en m.

 

 

 

Voorbeeld 1

 

Op deze kaartjes is elke centimeter gelijk aan 100 m.
We noemen dit een schaal van 1:10000 (1cm op de kaart = 10000cm in het echt)

  1. Hoeveel meter is (A) Eva’s route naar de (B) Schoolstraat? (gebruik je geodriehoek om de afstand te meten en reken daarna de maten om)
  2. Hoeveel m is het hemelsbreed van Eva’s huis naar de Schoolstraat?
  3. Hoeveel m verschil is er tussen beide routes?

 

 

Afstanden tekenen

 

  1. Teken de afstand tussen A en B.
    De afstand van A tot B is … cm.
  2. Teken de afstand tussen C en l.
    De afstand van C tot l is … cm.
  3. Teken de afstand tussen m en n.
    De afstand tussen m en n is … cm.

 

Plattegrond

 

Je ziet een plattegrond van een school en de fietsenstalling.

Elke centimeter is in werkelijkheid 10 meter.
(de schaal van de kaart is dan 1:1000 1 cm op de kaart is in het echt 1000cm)

De school gaat uit en het regent.

 

  1. Miriam heeft haar fiets bij M, dus ze loopt de afstand VM.
    Hoeveel centimeter is dit?
  2. Hoeveel meter is dit in werkelijkheid?
  3. Jaap heeft zijn fiets bij J en loopt de afstand VJ.
    Hoeveel meter is dit?
  4. Rachid heeft zijn fiets bij R.
    Hij loopt eerst naar P en dan pas naar R.
    Waarom doet hij dit?
  5. Hoeveel meter loopt Rachid?
  6. Wie loopt de grootste afstand?
  7. Wie loopt de grootste afstand in de regen?

 

Plattegrond 2

 

De school heeft ook een zijdeur (Z).

Karin heeft haar fiets bij K en komt uit de zijdeur.

  1. Hoeveel is de afstand van de zijdeur naar haar fiets?

Karin loopt een zo kort mogelijke afstand door de regen.

  1. Hoeveel meter moet ze dan extra lopen?

 

Lijnstukken en afstanden

 

  1. Teken lijnstuk CD.
  2. De afstand van C tot D is … cm.
  3. Teken de afstand tussen C en lijnstuk AB.
    De afstand van C tot AB is … cm.
  4. Teken de afstand tussen D en lijnstuk AB.
    De afstand tussen D en AB is … cm.
  5. Teken de afstand tussen de lijnstukken AB en CD.De afstand tussen CD en AB is … cm.

 

 

  Afstanden in een assenstelsel

 

Gegeven zijn de punten A(3 , 4), B(-1 , 2), C (-6 , -5) en D(2 , -4).

  1. Bekijk de coördinaten hierboven. Je gaat deze punten in een assenstelsel tekenen. Hoe lang moet je de x-as tekenen en hoe lang moet je de y-as tekenen?
  2. Teken de punten A, B, C en D in een passend assenstelsel.
  3. Teken lijnstuk AC.
  4. Meet de afstand tussen punt D en lijnstuk AC. Noteer het antwoord in je schrift.
  5. Meet de afstand tussen lijnstuk AC en punt B. Noteer het antwoord in je schrift.