Koolhydaten zorgen voor directe celenergie in ons lichaam in de vorm van glucose. Bij de verbranding hiervan ontstaat er 4 kcal (17 KJ) per gram. Alle verteerbare koolhydraten worden omgeet in enkelvoudige suikers (monosachariden). Van deze suikers kan het lichaam alleen glucose gebruiken als brandstof. Fructose en galacose worden in de lever omgezet in glucose en kan darna ook als brandstof gebruikt worden. Wanneer de glucose niet direct nodig is, wordt het opgeslagen in de lever en spiercellen in de vorm van glycogeen. Glucose en glycogeen worden onderling uitgewisseld wanneer dit nodig is.
Wanneer de spiercellen en lever vol zitten met glycogeen, wordt het restant omgezet in vet en als vetweefsel opgeslagen. Hierdoor kom je aan.
De voorraden glycogeen zijn echter niet onbeperkt. Spieren bevatten genoeg glycogeen voor ongeveer twee uur intensieve lichamelijke arbeid. Dit is bij een volwassene voor zowel de spiercellen als de lever ongeveer 150 gram. Daarom is het belangrijk dat er voldoede glucose in het bloed zit. Dit wordt ook wel de bloedsuikerspiegel genoemd. Het glucose gehalte in het bloed schomelt tussen de 0,6 - 1,4 gram/ liter, met eem gemiddelde van 0,8 gram/ liter. Het hormoon insuline reguleerd het evenwicht tussen het glucose gehalte in het bloed en de glycogeen voorraden.
Suikerziekte (diabetes mellitus 1):
De alvleesklier (pancreas) werkt niet goed -> Aanmaak insuline wirdt verstoord -> Glucose kan niet in lichaamscellen worden opgenomen -> Energievoorziening raakt ontregeld -> Lichaamscellen stappen over op vetzuurverbranding -> Bloedsuikergehalte stijgt naar 2 tot wel 3,5 gram/ liter -> Het teveel aaan glucose wordt ongebruikt uitgescheiden via de urine -> zoete plas.
Diabetes mellitus = honingzoete doorstroom.
Een tekort aan glucose is vooral slecht voor de hersencellen. Zij zijn qua energievoorziening afhankelijk van glucose. De hersecellen gebruiken wel 20% van de hoeveelheidglucose in het bloed voor hun eigen energievoorziening. Een te lage bloedsuikerspiegel kan leiden tot een verminderd concentratievermogen en duizeligheid.
Het lichaam heeft gemiddeld 200 koolhydraten nodig om te kunnen voorzien. Bij een tekort gaat het lichaam vet verbranden. Wanneer de vet voorraad te klein is, gaat het lichaam eiwitten afbreken om aan energie te komen (spieren afbreken).
Voedingsvezels:
Sommige vezels vormen eeen voedingsbron voor de darmbacteriën. Wanneer deze worden afgebroken leveren ze 2kcal/ gram energie op. Bij de afbraak wordt boterzuur (butyraat) gevormd. Boterzuur is een belangrijke bron van energie voor de darmcellen, het houdt de darmwand gezond en het stimuleerd de groei van goed darmbacteriën.
functies binnen het lichaam:
Vezles kunnen veel vocht vasthouden. Daardoor wordt het volume van de spijsbrij groter en de ontlasting blijft zachter. Hierdoor wordt de passage door de dikke darm versneld. Ook kunnen vezels afvalstoffen oals cholesterol, vetsporen en zware metalen aan zich binden zodat die via de ontlastimg uit het lichaam worden verwijderd. Een te vezelrijke voeding echter niet goed, want ook nuttige spoorelementen zoals calcium, ijzer en zink worden verwijderd.