Koolhydraten:
Koolhydraten zijn een belangrijk onderdeel in een goed voedingspatroon. Samen met eiwitten en vetten vormen ze de belangrijkste voedingsstoffen. Vormen van koolhydraten zijn suikers, zetmeel en vezels.
Koolhydraten zijn een bron van energie, zonder deze energie zou het lichaam niet kunnen functioneren. In een gezond voedingspatroon hoort een mens ongeveer 40-70% van zijn dagelijkse energie-inname uit koolhydraten te halen. Met name koolhydraten in de vorm van glucose (C6H12O6) zijn belangrijk als energiebron voor de rode bloedlichaampjes (erytrocyten) en de hersen- en zenuwcellen in het lichaam. Andere lichaamscellen kunnen ook vetten verbranden, zij kunnen dit niet en hebben dus glucose nodig om te kunnen functioneren. Ons lichaam is in staat om uit enkele eiwitten koolhydraten te vormen. Ook uit glycerol en melkzuur kan het lichaam glucose maken. Dit is echter te weinig om de dagelijkse energiebehoefte te voorzien. Daarom is dat we voldoende koolhydraten binnenkrijgen via onze voeding.
In de natuur zijn alleen groene planten, en dus in bezit van bladgroenkorrels, in staat om koolhydraten te maken. Dit gebeurd door middel van een proces genaamd fotosynthese. Dit is een anaeroob proces, dit betekend dat er geen zuurstof nodig is.
Formule: 6CO2 + 6H2O + zonne-energie -> C6H12O6 + 6O2
Anaeroob/ inoxidatief: Verbranding zonder zuurstof
Aeroob/ oxidatief: Verbranding met zuurstof
De glucose die een plant niet meer nodig heeft voor zichzelf zet hij om in zetmeel en slaat hij op in bijvoorbeeld knollen (bijvoorbeeld aardappelen). Deze opgeslagen koolhydraten zijn een rijke bron voor mens en dier.
Koolhydraten (sachariden) zijn samengesteld uit een aantal basiselementen.
Koolhydraten kunnen worden onderverdeeld in 3 groepen:
Dit zijn de kleinst mogelijke koolhydraatmoleculen .
Enkelvoudig, mono = een.
Ze vormen de bouwstenen voor alle ander koolhydraten.
Voorbeelden van monosachariden zijn glucose en fructose.
Deze zijn opgebouwd uit twee monosachariden.
Di = twee.
Voorbeelden van disachariden zijn sacharose, lactose en maltose.
Opgebouwd uit meer dan twee monosachariden (vaak honderden). Deze koolhydraten zijn over het algemeen oplosbaar in water.
Poly = veel.
Voorbeelden van polysachariden zijn zetmeel (niet oplosbaar in water), glycogeen (dierlijke vorm van zetmeel, wel oplosbaar in water), en voedingsvezels.
Voedingsvezels:
Alle polysachariden die niet door de dunne darm kunnen worden verteerd. Er zijn twee verschillende soorten voedingsvezels.