Wortels: De wortels dienen ervoor om water en opgeloste stoffen op te nemen.
Stengels: In de stengels zitten vaten die water en opgeloste stoffen zoals glucose vervoeren naar de rest van de plant of juist weer terug de bodem in. Houtvaten vervoeren water en bastvaten vervoeren glucose. Ze gaan beide tegenovergestelde richtingen op. Stengels dienen ook voor de stevigheid van de plant en de groei van de plant.
Bladeren: Bladeren dienen voor heel veel dingen, maar de twee belangrijksten zijn de verdamping van water en het fotosyntheseproces, wat plaatsvindt in alle groene delen van de plant.
Meristeem: Meristeem is een delingsweefsel dat zorgt dat een plant kan aangroeien.
Bloem (groeit uit tot vrucht): De bloem is het deel wat verantwoordelijk is voor voortplanting. Je hebt vrouwlijke en mannelijke bloemen. Mannelijke bloemen hebben meeldraden en vrouwlijke bloemen hebben een stempel en stamper. De vrucht die uit deze bloem groeit zit vaak vol met natuurlijke suikers en die worden door je lichaam omgezet tot koolhydraten.
Zaden: De zaden van een plant kunnen uitgroeien tot een nieuwe plant en daarom zijn zaden heel belangrijk. De zaden bestaan voornamelijk uit reservevoedsel voor het kiempje die erin zit. Een plant heeft zaden om zo zijn soort voort te laten leven. Zaden zitten vol met eiwitten en gezonde vetten.