Fruit

Teelt van fruit

Hard- en steenfruit
Dit is een verzamelnaam voor vruchten met een harde pit midden in de vrucht. Zoals appels, peren, kersen en pruimen.

Appels en peren worden gekweekt op een onderstam. Een onderstam is een afgezaagde boom met daarop de takken van de appel-of perenboom. De onderstam bepaalt zelf de verhouding tussen groei en bloei. Te sterke groei gaat ten koste van de bloei en een te trage groei betekent te veel bloei waardoor de boom uitgeput raakt.

Appels zijn  de belangrijkste geimporteerde fruitsoort. Gemiddeld elke dag eet je 28 gram. Elke appelsoort heeft zijn eigen gezonde stoffen. Hoe groener de appel, hoe zuurder. Hoe roder de appel, hoe zoeter.

Peren worden verdeeld in handperen- en stoofperen. De peer groeit vanuit een bloem, meestal eerst met de dikke kant naar boven. Door toenemde gewicht door de groei van de peer, kantelt de vrucht naar onderen. De peer groeit van half april tot begin mei.

Kersen
Er zijn twee belangrijke soorten kersenrassen, de zoete kers en de zure kers. Kersen worden geteeld aan hoogstammen. Het plukken van de kers is dan ook gevaarlijk en kan alleen gedaan worden door ervaren plukkers. Vanaf het moment dat de kersen rood beginnen te worden moeten ze beschermt worden tegen vogels. Door de hoogstammen en de vogel is het een arbeidsintensieve teelt. Kersen moeten rijp worden aan de boom, ze rijpen niet na. De nieuwe kersenboomgaarden worden ook gekweekt op onderstammen.

Pruimen

Een pruim groeit aan een middelgrote boom. Net als kersen rijpen pruimen alleen aan de boom, ze rijpen niet na. Rond half juni tot beging oktober zijn de pruimen rijp. Door de grote variatie aan pruimen kunnen ze lang gegeten worden.

 

Houtig kleinfruit

Dit is een verzamelnaam voor frambozen, bramen en verschillende soorten bessen (blauwe, zwarte, rode, witte, kruisbes).

Bessen

Een bessenstruik wordt nu opgekweekt en langs draden omhoogd geleid tot hagen. Zo kunnen de bessen gemakkelijker bewerkt en geoogst worden. Het kweken van de verschillende soorten rassen zorgt voor een spreiding van de oogst door het jaar heen. Zo zijn er op elk moment van het jaar bessen klaar voor de oogst.

Frambozen

Er zijn twee sooorten frambozen, de zomerframboos en herfstframboos. Elke stengel (scheut) van de framboos gaat twee groeiseizoenen mee. De scheuten worden teruggesnoeid in de winter, de scheuten lopen uit in het voorjaar en groeien in de zomer om in het najaar nieuwe vruchten te geven. Frambozen zijn zeer kwetsbaar en worden daarom in kassen of tunnels geteeld. Droog geplukt zijn ze enkele dagen houdbaar. Het koelen van de frambozen geeft een korte verlenging van de houdbaarheid.

Bramen

Van hebben bramenplanten stekels, tegenwoordig zijn er bramenplanten zonder stekels. Bramen worden zowel buiten als in kuntstoftunnels geteeld. Ze worden geoogst door aan de plant te schudden waardoor de bramen dan vanzelf naar beneden vallen zodra ze rijp zijn.

 

Aardbeien

De aardbeien staan los van alle vruchten. Onze kunnen op twee manieren worden geteelt, in de volle gron en onder glas. Aardbeien die in de volle grond worden gekweekt worden geplant op verhoogde bedden en afgedekt door plastic (worteldoek). Deze bedden zorgen ervoor dat de aardbeien niet in stilstaand water komen te staan bij hevige regeval en het doek beschermt de aarbeien bij de oogst. Aardbeien worden geplukt op het moment dat ze nog net niet rijp zijn, ze rijpen na in de verpakking.