Aardbeien worden voornamelijk in Noord-Brabant geteelt. Eerder werden aardbeien in de volle grond geteelt. Tegenwoordig gebeurt dit in kassen en hangen de planten in bakken op pluk hoogte. De aardbei hoort bij het kleinfruit en de familie roosachtigen. De zomeraardbei maakt onderscheid tussen eenmalige dragers en doordragers. Door vele kruisingen in de rassen van de aardbeien zijn de ultimine rassen ontstaan.
In de volle grond wordt er in augustus de nieuwe plant uitgezet. Ze worden in dubbele rijen op hoge ruggen geplant. Deze ruggen worden afgedekt met plastic om de aarbeien te beschermen tegen ongedierte en rot. De ruggen zijn zo hoog om de wortels tegen stilstaand water te bescherming. Ze worden in het najaar bespoten met gewasbeschermingsmiddelen. Hierdoor zijn ze in het voorjaar geen bescherming meer nodig. Aarbeien zijn zelfbestuivend en in de kassen worden bijen en hommels ingezet hiervoor. Vanaf eind mei kunnen de zomeraardbeien voor vier weken geoogst worden. Aardbeien rijpen na in de verpakking.
In de kassen heb je een vroege oogst (april) en een late oogst ( november tot januari). De planten zijn geplant in stellingen. Hierdoor komt vrucht niet in aanraking met de grond en heb je geen rottingsgevaar. Voor late oogst worden de planten in koelhuizen bewaard en in het voorjaar uitgezet. Deze geven twee keer per jaar aarbeien. Alles wordt met de hand geplukt en door de vele teeltwijzes heb je het hele jaar door aarbeien.