Fruit

Fruitteelt kun je verdelen onder:

Appels en peren worden gekweekt op onderstammen. Door de traaggroeiende stammen wordt de groei beperkt en wordt er meer energie in de vruchten gestoken. Hierdoor worden ze ook niet te groot en kun je er makkelijk bij om te plukken. Er worden takjes van de juiste appel- of peersoort in de barst van de onderstam gezet. Deze jonge takken kunnen dan in het voorjaar ook in de ideale vorm worden gebogen. Het telen van fruit wordt nog grotendeels gewoon met de hand gedaan.

Appels hebben een jaarproductie van ruim 500 miljoen kilo en staat daarmee op de eerste plaats. Peren staan met een productie van 110 miljoen kilo.  Door het enten zijn er inmiddels heel veel rassen appels en peren onstaan. Het meeste werk van het telen gebeurt nog altijd met de hand. In het voorjaar worden de jonge takken in de juiste vorm gebogen zodat de teler de boom goed kan onderhouden. Er wordt kunstmest op de boom gedaan voor zo'n goed mogelijk eindproduct. Als de fruitbomen bloeien kunnen ze niet meer tegen vorst. Hiervoor worden ze dan ingespoten met een middel die de bloei beschermt. De appels en peren worden met de hand geplukt, gesorteert en dan bewaard in koelhuizen. Je kunt bij appels en peren zien of ze vers zijn of in een koelhuis hebben gelegen. Als het steeltje groen en soepel is is de vrucht vers, is die bruin en hard heeft de vrucht in een koelhuis gelegen. In de koelhuizen kunnen ze wel tot een paar maanden worden bewaard. In de winter worden de nieuwe bomen geplant en de slechte takken van de bomen gesnoeit voor het volgende seizoen. De teelt van appels en peren zijn over het algemeen dan ook hetzelfde.