De aardappelplant is een gewas dat bij de familie van de nachtschaden hoort. Dit is een grote familie waartoe paprika, aubergine, tomaten en nog andere bekende groente soorten horen. Boven de grond is de aardapelplant groen met meerdere bladstengels. Als de plant bloeit komen er witte, lila of violetkleurige bloemetjes met een gele kern. Soms vormt er zich ook een groen besje. Deze besje bevatten de aardappelzaadjes. Onder de grond is het belangrijkste deel. Hier bevinden zich namelijk de knollen waar zetmeel en eiwitten in worden opgeslagen. Deze knollen zijn voor de ongeslachtelijk voorplanting van de plant. Dit zijn verdikkingen in de wortels en zijn de aardappels zoals we die kennen en mee koken.
De aardappels worden gepoot en niet gezaaid met de kleine zaadjes. Kleine uitgekozen aardappelen worden door middel van een pootmachine op de grond gelegd en hier komt een rug zand overheen. De aardappel kan groeien in elk grond soort maar groeit het best in losse niet te droge grond. Uit de kleine gepote aardappel groeit een plant met wortels en aan de wortels komen weer nieuwe knollen. De plant komt gemiddeld eind mei op en is eind september klaar om te worden geoogst. De gepote aardappel zal aan het eind van de groei verrotten. Aan een plant groeien gemiddeld 10 tot 15 aardappelen. Als de plant heeft gebloeid en de aardappelen groot genoeg zijn gaat de plant dood. De aardappelen blijven dan nog twee tot drie weken in de grond zodat de schil dikker kan worden. Dan zijn ze klaar om gerooit te worden. Voor nieuwe pootaardappelen wordt de plant eerder dood gespoten door de boer. Dit doen ze zodat de aardappelen niet te groot worden voor het poten. De aardappels worden dan gerooid met een machine en opgeslagen in schuren. Hier worden de aardappelen gedroogd door grote ventilatoren die lucht blazen. Dan gaan de aardappel in kiemrust, dit is er voor zodat er geen ogen aan de aardappelen komen. De eerste periode wordt de bewaartempratuur op 18 tot 20 °C gehouden. Daarna daalt deze trapgewijs om ze lang te kunnen bewaren naar 3-5 °C.
De aardappelplant is erg gevoelig voor ziekten. De meest bekendste en gevreesde is Fythophtora infestans. Dit is een schimmel die binnen 2 weken het loof vernietigt en de knollen aanvreet. Spuiten met de juiste gewasbeschermingsmiddelen kan deze schimmel voorkomen. Door de moderne technologie kan het spuiten hiervan tot het minimum beperkt blijven. Onkruid is ook een grootte concurrent die moet worden bestreden. De onkruid neemt voedingstoffen uit de grond die de aardappelplant weer nodig is. Onkruid kan grotedeels machinaal worden weggehaald. Op klei grond kan dit niet dan worden de wortels van de plant beschadigd.