Voedingsvezels zijn meer cellige koolhydraten (polysachariden) en kunnen niet door de dunne darm worden verteerd door de verzameling van stoffen. Er zijn 2 groepen de een lost wel op in water en de andere niet. De oplosbare vezels heten fermenteerbare vezels. Deze kunnen in de dikke darm ook afgebroken worden door bacteriën.
Als deze worden afgebroken onstaat er boterzuur (butyraat). Dit is een bron van energie voor darmcellen, helpt om de darmwand gezond houden en stimuleert de groei van goede darmbacteriën.
Vezelrijk voedsel zorgt ervoor dat we meer kauwen hierdoor komt er meer speeksel vrij. Waardoor de koolhydraten al beginnen met afbreken door het stofje amyalse dat in speeksel zit. De dunne darm haalt de voedingsstoffen er uit en in de dikke darm worden de voedingsvezels er uitgehaald met water. Dit gebeurt door de aanwezigheid van Colibacteriën. Deze houden het vocht in de voedingvezels vast en kunnen cellulose gedeeltelijk afbreken. Doordat ze het vocht vast houden zorgt het er voor dat de spijsbrij en ontlasting soepel blijft. Hierdoor kan het ook sneller door de dikke darm kunnen passeren.