Lees de tekst. Beantwoord na het lezen van de tekst de vragen.
De vragen maak je in het Googledocument dat je eerder gebruikt hebt voor deze lessenserie.
Deze tekst komt uit 1731.
Kobus en Agnietje
Na den eersten aanval van onze hupschen werkgast op ’t onbedreeve hart van ’t zoete Agnietje, twijfel ik niet of hij zou den volgende Zondag niet missen zyn uiterstebest te doen, om de kans weer te wagen. Hier in bedroog ik my niet, en ’s agtermiddags na ‘tuitgaan van de kerk, zag ik hem zinlyk uitgedost, en ’t hairtje netjes gepoedert, ’t geen hem een heel ander manspersoon deed lyken, met een langzamen tred aankomen. Dog de arme vryer wendde vergeefsche moeite aan. De deur en de vensters bleven by Agnietjes gesloten. ‘t Geen hem, wanneer hy voor de derde reis ’t huis voorby spanseerde, met de uiterste verslagenheid zyne oogen na den Hemel deed heffen, als of hy aldaar over Agnietjes ongevoeligheid en wreedheid, klagtig wou vallen.
Uit:Justus van Effen, Kobus en Agnietje, 1731
Vraag 1. Waar gaat tekst 1 over?
Vraag 2.Weet jij de betekenis van de volgende woorden?
Bedenk de betekenis.
hupschen:
werkgast:
onbedreeve:
’s agtermiddags:
zinlyk uitgedost:
dog:
reis:
spanseerde:
klagtig vallen: