Lees de tekst.
- Onderstreep belangrijke woorden en signaalwoorden. Let op tekstverbanden.
- Maak aantekeningen en/of een schema. Heb je een goed beeld van de tekst?
- Stel vragen over het belangrijkste van de tekst: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?
Begrijp je nog wat je leest? Wat doe je als je iets niet begrijpt?
• Je begrijpt een woord niet > gebruik de woordhulp (zie volgende leertekst)
• Je begrijpt een klein stukje tekst niet > lees het moeilijke stukje nog een keer.