Begrippenlijst

Propaganda
Communicatie die heel sterk één enkele boodschap laat horen en vaak de waarheid heel simpel voorstelt. Propaganda had in de Tweede Wereldoorlog vaak de vorm van posters.
Indoctrinatie
Het doordringen van de gedachten van mensen, door ze maar één kant van het verhaal te laten horen.
 
Gelijkschaling
De samenleving dwingen zich aan te passen en te gehoorzamen aan de opvattingen van de heersende klasse in dit geval de NSDAP.
Rassenwetten
De nazi’s wilden een ‘zuiver volk’ creëren. Daarom moesten mensen die zogenaamd minder waren verdwijnen.
Nationaal-socialisme
Het nationaalsocialisme, ook wel ingekort tot nazisme, is een aan het fascisme verwante ideologie die na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland ontstond. Deze ideologie is gebaseerd op de rassenleer. Het arische ras is volgens nazi’s superieur aan alle andere rassen.
Totalitaire staat
Een staat waarin de politieke leiding (vaak een dictator) alle onderdelen van het bestuur en het leven bepaalt.

 
Rijkskanselier
Tussen 1871 en 1946 was dit de titel van het hoofd van de Duitse regering. Op 30 januari 1933 werd Hitler door Rijkspresident Von Hindenburg benoemd tot rijkskanselier.
Algemeen kiesrecht
Het systeem waarbij iedere burger (vanaf een bepaalde leeftijdsgrens) kiesrecht of stemrecht mag uitoefenen.
Nazificatie
De machtsovername van Adolf Hitler in 1933 had zeer ingrijpende gevolgen voor de maatschappij. Er was voortaan nog maar één politieke partij en heel het leven stond vanaf nu in dienst van het nationaal-socialisme.

 
Verkiezingen 1932
Bij de verkiezingen van 1932 werd de NSDAP met 37,4 % van de stemmen de grootste partij van Duitsland. Mede door de beloften op economische hervormingen en een uitweg uit de crisis. Hitler beloofde degene te straffen die volgens hem verantwoordelijk waren voor de crisis, zoals de joden, communisten en de tegenstanders uit de Eerste Wereldoorlog.
Staatsgreep
Een plotselinge overname van de macht.



 
Hitler
Adolf Hitler (1889 – 1945) was een in Oostenrijk geboren Duits politicus en de leider van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP). Hitler veranderde Duitsland van een beginnende democratie in een totalitaire staat met hemzelf als de absolute dictator.
Hitlerjugend
De Hitlerjugend was tussen 1922 en 1945 de jeugdbeweging van de NSDAP. De Hitlerjugend was ook, net zoals nazi-Duitsland, nationaalsocialistisch ingesteld.
Antisemitisme
Het geven van de schuld van alle problemen aan de Joden en de wil om de de Joden te laten verdwijnen.