We beginnen dit thema weer met planten. Zoals je je misschien kan herinneren zijn planten de enige organismen die hun eigen voedsel kunnen produceren. We noemen planten daarom ook Autotroof. Auto betekent zelf, troof betekent voeden = zelfvoedend dus. Bijna alles op aarde wat te maken heeft met leven, is mogelijk dankzij planten en fotosynthese.
Het proces fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels, die in de cellen zitten.
De bladgroenkorrels van een plantencel vangen zonlicht op en halen hier energie uit. De plant neemt uit de omgeving koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) op. De energie van het zonlicht wordt gebruikt om de stoffen koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) aan elkaar te koppelen. Hierdoor ontstaan 2 producten, namelijk glucose/suiker ( C6H12O6) en het afvalproduct zuurstof (O2).
Scheikundig geschreven komt dat neer op : 6 CO2 + 6 H2O -> C6H12O6 + 6 O2.
Deze weergave heet een reactievergelijking. In de scheikunde schrijf je geen energie op in die vergelijking. In de biologie wel, dan geef je het proces van fotosynthese alsvolgt weer:
6 CO2 + 6 H2O + energie = C6H12O6 + 6 O2.
In normale taal zeggen we dat de plant licht gebruikt om koolstofdioxide en water om te vormen tot suiker en zuurstof.
Maar wat gebeurt er daarna met de suiker en zuurstof?
De plant stoot de zuurstof die hij over heeft uit in de lucht en vervolgens wordt dat door andere organismen weer gebruikt voor hun ademhaling en verbranding.
De suiker/glucose die de plant heeft gemaakt, wordt door de plant meteen gebruikt als eigen voeding. De overige suiker/glucose die hij niet meteen kan gebruiken, wordt opgeslagen in de bladeren, wortels of in de vruchten van de plant. Andere organismen kunnen deze delen van de plant eten en zo komt de suiker/glucose in het lichaam van andere organismen, die er energie uit halen.
Geen planten = geen suiker/glucose of zuurstof