De opbouw van stoffen
In voorgaande lessen hebben we het een aantal keer gehad over fotosynthese. Bij fotosynthese zetten de bladgroenkorrels in een plant koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om in glucose (C6H12O6) en zuurstof (O2). Dit proces is een chemische reactie. Een chemische reactie is een proces waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen.
Even kort opfrissen: Stoffen bestaan uit moleculen. 1 soort stof bestaat uit 1 soort moleculen. Zuiver water bestaat dus alleen maar uit watermoleculen. Deze moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Er zijn 118 verschillende atoomsoorten bekend, deze komen in verschillende combinaties voor en kunnen zo ontelbaar veel verschillende stoffen maken.
De opbouw van een molecuul wordt weergegeven met een molecuulformule. Hierin staan de symbolen van de atoomsoorten in het molecuul en hoe vaak een atoomsoort in het molecuul voorkomt. De molecuulformule van een watermolecuul is H2O: het bestaat uit 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom. Het kleine getal achter de H heet de index: deze index laat dus zien hoe vaak de atoomsoort die ervoor staat voorkomt in het molecuul.
De symbolen van de verschillende atoomsoorten (elementen) kun je vinden in het periodiek systeem. Een symbool van een atoomsoort begint altijd met een hoofdletter. Als je een kleine letter ziet, zoals bij Na, dan hoort de kleine letter (de a) bij de hoofdletter die ervoor staat (N). Ni (nikkel) is dus een andere atoomsoort dan NI (Stikstof en jood).