A. Planten
Je kunt aangeven wat het verschil is tussen biotische en abiotische factoren.
Je kunt voorbeelden noemen van abiotische en biotische factoren.
Je kunt de verschillende onderdelen van een plant aanwijzen en hun functie benoemen.
Je kunt aangeven in welke delen van een plant fotosynthese plaatsvindt. Je kunt ook toelichten waarom de fotosynthese in die delen plaatsvindt.
Je kunt uitleggen hoe planten zich verspreiden.
Je kunt uitleggen hoe planten het klimaat kunnen veranderen.
B. Successie
Je kunt met een voorbeeld uitleggen hoe abiotische factoren het leven van organismen
kunnen beïnvloeden.
Je kunt uitleggen wat een pionier is.
Je kunt het proces van successie beschrijven.
Je kunt omschrijven wat een niche is.
Je kunt omschrijven wat een ecosysteem is.
Je kunt het begrip biotoop omschrijven.
C. Voedselrelaties en energiestromen
Je kunt uitleggen dat planten bij de fotosynthese koolstofdioxide vastleggen in glucose
en dat bij de verbranding van glucose koolstofdioxide weer vrijkomt.
Je kunt beredeneren dat planten bij de fotosynthese zonne-energie vastleggen in energierijke
stoffen en dat bij verbranding van deze stoffen de energie vrijkomt in beweging en warmte.
Je kunt uitleggen waarom ecosystemen alleen kunnen blijven bestaan als er veel meer planten zijn dan dieren en mensen.
Je kunt de begrippen voedselketen en voedselweb omschrijven.
Je kunt de begrippen producenten, consumenten en reducenten uitleggen a.d.h.v. een voorbeeld.
Je kunt aangeven welke rol producenten, consumenten en reducenten in een voedselketen spelen.
D. Symbioses en populatiegroei
E. Kringlopen
Je kunt de kringloop van water beschrijven.
Je kunt de kringloop van stikstof beschrijven.
Je kunt de kringloop van koolstof beschrijven.