4. Verspreiding en het microklimaat

ZADEN/VRUCHTEN

Elke plantensoort maakt zijn eigen soort vruchten.
Sommige vruchten zijn vrij groot, zoals de avocado of walnoot.
Andere zijn heel klein, zoals de naakte zaadjes van de paardenbloem of basilicum.

Het kost een plant veel energie om grote sappige vruchten te maken en zelfs als zijn vruchtjes heel dun zijn of het naakte zaadjes zijn, moet er een vlieg of katapult mechanisme voor gemaakt worden.

Waarom gebeurt dat dan eigenlijk?

Vruchten bevorderen de voortplanting van de plant doordat ze de zaden verspreiden of ervoor zorgen dat de zaden verspreid worden. We noemen dit zaadverspreiding.

Vruchten zijn vaak zoet en bevatten heel erg veel energie. Dit doet de plant om verschillende redenen:

1. Dieren komen er op af. Dieren die eten de lekkere en voedingsrijke vruchten op en poepen de zaden op een andere plek weer uit. Sommige dieren zoals eekhoorns begraven hun voedsel en vergeten daarna soms waar het ook alweer precies lag, waarna het zaadje gewoon uit komt. Hierdoor kunnen de zaadjes soms kilometers verder op komen te liggen.

2. Het baby plantje kan de energie uit de vrucht gebruiken. In de volgende paragraaf leer je wat zaadlobben zijn. Dit zijn delen van het zaad waar het plantje energie uit haalt, maar als de vrucht met zijn lekkere suikers ook nog in de buurt ligt, kan het baby plantje dat natuurlijk heel goed gebruiken!

Er zijn ook planten die juist hele dunne lichte zaden en vruchtjes maken! Die maken geen gebruik van dieren, maar juist van de wind. Als je in de herfst naar buiten loopt, zie je vaak van die helicopter-achtige platte zaadjes. Die zijn zo ontworpen om zo ver mogelijk te kunnen vliegen.

Als die vruchtjes en zaadjes dan kilometers verderop terecht komen, gaan ze (soms, vaak gaan ze dood) groeien en worden het volwassen planten en bomen.

KLIMAAT

De bomen en planten in een omgeving zorgen samen voor een eigen klimaat. Dit is waarom het soms ín een bos veel kouder is dan op de parkeerplek vóór het bos.

Schaduw/Licht

In een gebied waar veel lange planten/bomen staan, is ook veel schaduw. Zoals je misschien wel weet, is schaduw de afwezigheid van lichtdeeltjes. Als er veel schaduw is, is er weinig licht.

Lange planten en bomen hebben totaal geen last van weinig licht; hun bladeren groeien toch alleen aan de bovenkant, waar de zon direct op kan schijnen. Je ziet daarom dat in gebieden waar veel lange planten en bomen komen wonen er weinig planten op de bodem groeien. Het licht wordt hoog in de bomen opgevangen en op de bodem komt geen licht en dan kan er geen fotosynthese plaatsvinden.

In een gebied waar veel korte planten leven, zie je juist dat élk plekje op de grond gebruikt wordt. Denk maar aan gras en madeliefjes, die zijn klein en geven bijna geen schaduw, dus kan er op elk plekje een plantje aan fotosynthese doen.

Vocht/Droogte

Als er geen lichtdeeltjes op de grond komen, dan komt er ook geen warmte op de grond. Dit is waarom het in een bos frisser voelt dan daarbuiten, wat vooral in de zomer erg aangenaam is.

Als de grond niet echt warm wordt, dan kan het water ook niet makkelijk uit de grond verdampen. De aarde van een bos is daarom altijd lekker vochtig, niet nat, maar ook niet droog. Zodra je het bos uit loopt en er geen schaduw is, warmt de grond snel op en wordt hij ook steeds droger. En als een grote oude boom midden in het bos omvalt, dan ontstaat er ook een gat waardoor de zon rechtstreeks op de grond kan schijnen en er een groot droog rondje ontstaat op de grond. De volgende keer dat je naar het bos gaat en tussen alle schaduw en koele aarde een droog en goed belicht stuk vindt, dan weet je dat daar ooit een boom is gestorven.

Wind

Doordat er in een bos veel lange bomen dicht op elkaar staan, vangen ze aan de rand van het bos veel wind. Die wind komt dan niet in het midden van het bos, waardoor de kans op geknakte takken of kapotgewaaide bladeren minder groot wordt.

Op plekken waar geen bomen staan, waait het vaak veel harder en hebben eenzame lange plantsoorten minder kans op overleven. Zodra het waait, knakken hun stengels. De wind kan zelfs een eenzame boom uit de grond trekken!