1. Weefselvloeistof en het lymfevatenstelsel

Een deel van het bloed treedt buiten de weefsels, vaak om en infectie/ontsteking buiten het bloedvatensysteem te bestrijden. Zo ontstaat weefselvocht, wat dus witte bloedcellen bevat om de ziekteverwekkers op te ruimen. Daarom is het dus handig dat witte bloedcellen geen vaste vorm hebben, waardoor ze gemakkelijk uit de vaten kunnen ontsnappen!

De eiwitten die in het bloedplasma zitten zuigen en groot deel van dit weefselvocht terug in de bloedbaan. Dit lukt alleen nooit voor de volle 100%. Een deel van dit weefselvocht blijft achter in de organen. Dit laatste beetje weefselvocht wordt afgevoerd door een buizensysteem in het lichaam, de lymfevaten. Weefselvocht dat in de lymfevaten terechtkomt, noemen we lymfevocht of lymfe.

 

 

In alle weefsels kom je startpunten van de kleinste lymfevaten tegen. Telkens als deze kleine lymfevaten elkaar raken, voegen ze zich samen tot een groter lymfevat. Alle lymfevaten samen noem je het lymfevatenstelsel.

Op het punt waar grotere lymfevaten samen komen, bevinden zich lymfeknopen. Uiteindelijk komt de lymfe vanuit de romp en de benen terecht in de borstbuisen lymfe van hoofd en armen in de rechter lymfestam. Uiteindelijk komen deze twee grote vaten uit bij een grote ader die in de bovenste holle ader uitmondt. Hier vermengen lymfe en bloed zich weer.

Het lymfevatenstelsel heeft 2 functies:

  1. Afvoeren van weefselvocht uit de weefsels.
  2. Zuivering van de lymfe (gebeurt in de knopen).

Lymfevaten lijken veel op aders, ze hebben kleppen
en er heerst geen bloeddruk.