Nadat de lucht de neus- of mondholte en
de keelholte heeft gepasseerd, komt het aan in
de luchtpijp. Het strottenhoofd zit tussen de luchtpijp en de en de keelholte in. Deze kan je ook aan de buitenkant voelen, dit is je adamsappel. Met je strottenhoofd kan je praten, want in je strottenhoofd zitten je stembanden.
Je gebruikt je keelholte voor zowel het ademhalen als voor het doorslikken van je eten. DIt eten gaat dan door naar je slokdarm Soms gaat dat even mis, en verslik je je. Dan komt er eten terecht in je luchtpijp, waardoor je hard gaat hoesten. Om dit te voorkomen, werken je huig en het strottenklepje samen. De huig sluit de neusholte af.
Bij ademen, slikken en verslikken hebben ze verschillende standen. Het werkt als volgt: