3. Oefenopdrachten

1.
a) Welke stoffen heeft een cel nodig voor het verbrandingsproces?
b) Welke stoffen ontstaan er bij dit verbrandingsproces?
c) Wat gebeurt er met deze ontstane verbrandingsproducten?

2. Wanneer verbruik je de meeste zuurstof en waaraan kan je dit merken?

3. Hoe kun je aantonen dat er water vrijkomt bij verbranding in je lichaam?


4.
a) Wat zijn endotherme dieren? Noteer één voorbeeld van een endotherm dier.
b) Wat zijn ectotherme dieren? Noteer één voorbeeld van een ectotherm dier.


5.
a) Ook in het lichaam van een dier in winterslaap vindt verbranding plaats.
Leg uit waarom het belangrijk is dat er toch in het lichaam van het dier verbranding blijft plaatsvinden.
b) Neemt de hoeveelheid vet in het lichaam van een dier (het vetpercentage) in winterslaap af of toe? Leg je antwoord uit.

 

6. Zie de afbeelding hieronder.  


a) Bestudeer de afbeelding met cirkeldiagrammen. Bij welke activiteit gebruikt elk van de vier afgebeelde dieren de meeste energie?
b) Waar besteedt de slang geen energie aan? Verklaar dit.
c) De hoeveelheid energie die de vrouw en de pinguïn aan temperatuurregulatie besteden, is bijna hetzelfde, terwijl de pinguïn op Antarctica leeft. Hoe kun je dit verklaren?

7.
a) Niet alle endotherme dieren houden in de winter een winterslaap. Hoe houden zij zich warm in winter?
b) Moeten alle ectotherme dieren in Nederland een winterslaap houden? Leg je antwoord uit.