Kinderjaren
Het boek gaat over een Joods jongetje in oorlogstijd. Hij woont samen met zijn ouders in Amsterdam. En hij was ook jarig. Voor zijn verjaardag heeft hij onder andere een Harlekijn voor zijn verjaardag gekregen. Maar langzamerhand wordt het merkbaar dat de Jodenhaat is toegenomen, wat uiteindelijk leidt tot het feit dat het jongetje en zijn familie door een soldaat worden meegenomen en worden getransporteerd naar Westerbork.
Daarna gaan ze weer naar een nieuw kamp. Daar worden de moeder en het jongetje van de vader gescheiden. Hij gaat namelijk naar een ander deel van het kamp. Op dit kamp mag het jongetje soms mee om pannen schoon te maken, op het begin vond hij het gek dat hij geen bestek had en had daarom niks gegeten. Zijn moeder was daarom erg boos op hem geworden en at het de volgende keer (met een gekregen lepel van de keukenhulp) leeg.
Na een tijdje ziet het jongetje zijn vader weer. Zijn moeder had een taart gemaakt van aardappelen. De dag erna was het jongetje zelf jarig, maar kreeg toen niks. Zijn moeder zei dat hij het volgende jaar zelf zijn cadeau mocht uitkiezen. Mettertijd wordt zijn vader ziek. Als het daarna mis dreigt te gaan, moest het jongetje van de dokter zijn moeder halen. Dat ging hij dus ook doen, maar op de terug weg was hij een spelletje met zijn eigen schaduw aan het spelen waardoor hij het vergeten was om het tegen zijn moeder te vertellen. Zijn moeder was natuurlijk erg boos op hem geworden, maar gelukkig had Trude het nog tegen zijn moeder verteld waardoor ze nog op tijd bij de vader aan waren gekomen en zagen ze hem samen sterven. Het jongetje was wel bang dat hij misschien ook dood zou gaan omdat hij een zijn vader, een dode, een kus had gegeven. Zijn moeder zei tegen hem dat dat onzin was. Ze zei dat het jongetje alleen geen vreemde mensen een kus mocht geven.
Het jongetje wil graag bij de kinderen op het kamp horen. Daarom geven de oudere kinderen van het kamp hem weer een opdracht: het jongetje moet het ketelhuis binnengaan. Hiermee wil hij bewijzen dat hij er ook bij hoort. In het ketelhuis liggen allemaal lijken, het jongetje gaat daarom op zoek naar zijn vader. Voordat het hij zijn vader kon vinden werd hij er door de grote kinderen er snel uitgehaald. Het jongetje vertelde aan zijn moeder wat hij gedaan had. Zij werd natuurlijk erg boos op hem, niet alleen omdat de Duitsers hem zouden kunnen oppakken maar ook omdat ze het levensgevaarlijk vond. Hij wordt daarna samen met andere kinderen gewassen met ontsmettingsmiddel en er word hem verteld dat hij er nooit meer heen mag gaan.
Op een avond wordt het jongetje wakkergemaakt. Ze gaan met de trein naar ‘Palestina’. Dat is het geheim dat zijn moeder en vader hem steeds voorhielden als ze een trein instapte. Ze zitten inmiddels al twee weken in de trein. Wanneer de trein is gestopt gaan Trude en het jongetje brandnetels voor de soep zoeken.
Een dag daarna komen de Russen. Zij hebben de Duitse soldaten gevangen, en bevrijden de mensen. De oorlog is afgelopen. De mensen worden ondergebracht in Tröbitz. De moeder van het jongetje wordt ziek en word naar het ziekenhuis gebracht, ze is er slecht aan toe. Uiteindelijk overlijdt ze. Wanneer het jongetje naar zijn moeder wil zegt Trude dat de weg is afgesloten. Dat is gelogen, zijn moeder is namelijk overleden. Daar komt hij later achter doordat Eva het later tegen hem verteld. Hierdoor is het jongetje erg boos op Trude geworden, zo boos zelfs dat hij er ziek van is geworden.
Uiteindelijk worden ze met een Canadese vrachtwagen naar Amsterdam gebracht. Daar komt hij aan bij meneer Paul en ‘tante Lisa’ aan. Hij weigert zich aan te passen en eet niks en wanneer Lisa hem een kus op zijn mond geeft, geeft hij over. Dit liet hem namelijk denken aan zijn moeder en wat ze gezegd had over het kussen van een vreemde.
Thema
Jodenvervolging
Het verhaal speelt zich af tijdens de tweede oorlog. Omdat de hoofdpersoon en zijn ouders Joods zijn moet hij naar een concentratiekamp. Beide ouders overlijden en maakten dus deel uit van de Jodenvervolging.
Motieven
Harlekijn:
De harlekijn was een leidmotief in het verhaal. Het jongetje kreeg het voor zijn verjaardag. Hij nam het mee naar het concentratiekamp maar is het onderweg verloren. Wanneer hij dan weer jarig is wenst hij voor een harlekijn. Wat wijst naar de onschuldigheid van het kind en niet snap wat er allemaal aan de hand is. En er dus vanuit gaat dat hij nog een volgende verjaardag heeft.
Personages
Het jongetje is de hoofdpersoon. Zijn naam en leeftijd worden nergens is het verhaal genoemd. Hij is nog erg jong dat is wel duidelijk. Hij snapt ook niet helemaal wat er aan de hand is en moet met veel dingen dealen, zoals bijvoorbeeld de dood van zijn beide ouders.
Bijpersonages
Moeder
De moeder van het jongetje beschermt het jongetje en laat het hem ook weten wanneer hij iets echt niet mag doen. Ze wordt na de dood van de vader van het jongetje, de enige die hij nog heeft.
Vader
Over de vader van het jongetje kom je eigenlijk niet heel veel te weten, je weet alleen dat hij op een ander deel van het kamp zit en dat hij erg ziek werd.
Perspectief
Het verhaal is via het personaal perspectief geschreven. Je kruipt namelijk in het hoofd van het jongetje en ziet zijn gedachtegang.
Ruimte
Het verhaal speelt zich vooral af in kamp Westerbork, daarnaast speelt het zich ook in Amsterdam, Bergen-Belsen en Tröbitz af.
Einde
Het is een gesloten einde. Na de oorlog weet je dat het jongetje goed terecht is gekomen, ook al is hij het er zelf niet helemaal mee eens.
Tijd
Het verhaal wordt chronologisch verteld. De vertelde tijd is moeilijk in te schatten, want er zijn geen concrete data gegeven, maar ik denk dat het ongeveer 4 jaar is.
Titel
De titel verwijst naar de kinderjaren van het jongetje. Hoe kort deze ook hebben mogen duren. Ook heeft de schrijver een andere reden voor de naam van deze titel omdat hij het boek kindertijd van Tolstoj had gelezen. Hij vond het een heel helder boek en wilde een debuut net zoals dat boek.
Eigen mening
Ik vond het een bijzonder boek om te lezen. Door geschiedenis weet je natuurlijk veel van de tweede wereldoorlog af, maar door dit boek te lezen ga je veel dieper in op de gedachtes die de mensen in het kamp hebben gehad. Daar heeft de schrijver denk ik ook op ingespeeld, zo wordt er in het boek niet te veel ingegaan op de details van de oorlog. Maar word er daar na verwezen door bijvoorbeeld ‘dat’ te zeggen. Over het algemeen dus een goed boek en makkelijk om door heen te komen.
Auteur
Jona (E.J.) Oberski werd op 20 maart 1938 geboren in Amsterdam. Hij was de enige zoon van Duits-joodse immigranten die naar Nederland waren gevlucht. Met zijn ouders kwam Oberski in 1943, via Westerbork, terecht in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Zijn beide ouders overleefden de oorlog niet.
Na de oorlog groeide Oberski op in een pleeggezin in Amsterdam. In 1956 behaalde hij zijn gymnasiumdiploma en aansluitend ging hij wis- en natuurkunde studeren aan de Universiteit van Amsterdam.
Oberski, getrouwd en vader van drie kinderen, volgde medio jaren zeventig een cursus gedichten schrijven onder leiding van Judith Herzberg. Zo kwam hij op het idee om, zij het niet in de vorm van gedichten, zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog op te schrijven. In nauwelijks meer dan zes weken schreef hij de novelle Kinderjaren. De vele vragen naar de autobiografische achtergronden die het zo succesvolle boek opriep, liet Oberski het liefst onbeantwoord. Voor zijn terughoudendheid over zijn privé-leven gaf hij in een interview als reden: 'Het is niet goed als ze (de lezers) het op mij kunnen projecteren met de gedachte: het is niet zo erg, het is toch allemaal nog goed gekomen.'