Verwerkingsopdracht 10
Max Havelaar
Verslag
Max Havelaar is een deels autobiografische roman over de mislukte poging van een ambtenaar in het voormalig Nederlands-Indië, om iets te doen aan de machtsmisbruik en corruptie in de Koloniën. Max Havelaar wordt als een van de beste Nederlandse literaire werken beschouwd. Multatuli oftewel Eduard Douwes Dekker schreef de roman als aanklacht tegen de wantoestanden in de koloniën en hoopte zo op verbetering.
Samenvatting
Batavus Droogstoppel is makelaar in koffie (firma Last & Co.) en woont op Lauriergracht 37 te Amsterdam. Hij wil een boek over de koffiecultuur gaan schrijven en zal zich daarbij laten leiden door waarheid en gezond verstand; dichters en romanschrijvers vertellen niets dan leugens.
Op een avond kwam Droogstoppel een oude schoolvriend tegen, die er nogal onverzorgd uitzag, zo droeg hij in plaats van een behoorlijke winterjas slechts een soort sjaal over zijn schouder. Droogstoppel noemt hem dan ook Sjaalman. De volgende dag ontving Droogstoppel een pakpapieren met een brief, waarin Sjaalman hem verzocht bij een boekhandelaar borg voor hem te staan voor de drukkosten, die aan de uitgave waren verbonden, en de inhoud eens door te lezen. Droogstoppel vond veel interessants in het pak documenten (onder andere een verslag over de koffiecultuur in de residentie Menado), wat hij zou kunnen gebruiken voor zijn boek. Voor het persklaar maken van de fragmenten schakelt hij de volontair Ernest Stern in (de zoon van een bevriende relatie uit Hamburg), die op het kantoor van Last & Co. werkt. In feite zal Stern het boek schrijven aan de hand van de gegevens van Sjaalman. De titel moet luiden: `De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij'. Droogstoppel zelf zal af en toe een hoofdstuk toevoegen om het boek een `solide voorkomen' te geven.
Stern begint zijn 'verhaal' met een beschrijving van het reizen op Java, het bestuur van Indië en de misstanden (knoeierijen en uitbuiting van de inlandse bevolking). Dan vertelt hij, dat er in het district Lebak (Zuid-Bantam) een nieuwe assistent-resident aangesteld is, Max Havelaar.Havelaar komt aan in de hoofdplaats van Lebak, Rangkas Betoeng. Hij is een uitstekend ambtenaar, snel van begrip, waarheidlievend, idealistisch, maar ook realistisch. Hij zal krachtig opkomen tegen elke vorm van onrecht in Lebak. De volgende dag houdt Havelaar een toespraak tot de hoofden van Lebak. Hij laat daarin duidelijk merken, dat hij ervan op de hoogte is, dat sommigen hun plicht verzaken uit eigenbelang, het recht verkopen voor geld en de buffel van de arme mensen afnemen. Controleur Verbrugge is ook op de hoogte van de wantoestanden en hij weet bovendien dat er over de dood van Slotering geruchten de ronde doen (hij zou vergiftigd zijn door de schoonzoon van de regent). De inlandse bevolking leeft in miserabele omstandigheden; de grote boosdoener is de bejaarde regent, een hoge inlandse bestuursambtenaar uit een adellijk Soendanees geslacht, die voortdurend geld te weinig heeft om zijn grote familie en hofhouding te onderhouden. Havelaars superieur Slijmering, de resident van Bantam, is op de hoogte van de handelwijze van de regent, maar heeft nog geen enkele maatregel genomen.
Droogstoppel onderbreektondertussen het verhaal; hij heeft nergens uit op kunnen maken dat er in Lebak koffie verbouwd wordt. Hij vindt dat het hele verhaal over die Havelaar geen enkele lezer kan boeien. En behandelt een heel ander onderwerp. Verder vindt Droogstoppel dat door de papieren van Sjaalman de christelijke geest in zijn huis niet bevorderd wordt.
Havelaar ziet dat er in de streek veel misstanden zijn. Hij probeert met zachtheid de regent te aan te spreken, maar er valt niets met hem te beginnen, ondanks de mooie beloften die hij doet. Iedereen wist van het onrecht en de afpersing, maar niemand durfde actie te nemen. 's Nachts kwamen de slachtoffers van de misdrijven bij Havelaar klagen en hij probeerde hen zo veel mogelijk te helpen. Hoe erg de uitbuiting in Lebak is, blijkt uit de tragische geschiedenis van Saïdjah en Adinda, een `eentonig' verhaal, dat de Nederlanders wel aan móet spreken. Saïdjah, de zoon van een eenvoudige Soendanese landbouwer in Badoer, ploegt voor zijn vader het rijstveld met hun buffel. Het trouwe dier beschermt hem eens tegen een aanval van een tijger. Net als de vorige buffel wordt ook dit dier door het districtshoofd afgepakt. Enige tijd daarna vlucht Saïdjah's vader, omdat hij zijn landrente niet kan betalen. Hij wordt gepakt en sterft in de gevangenis; Saïdjah's moeder sterft van ellende. Saïdjah vat liefde op voor Adinda. Om geld te verdienen vertrekt hij naar Batavia om als bendie-jongen te gaan werken. Na drie jaar zal hij terugkeren om met Adinda te trouwen; als pand geeft hij haar een stuk van zijn hoofddoek. Tijdens zijn lange voetreis naar Batavia overdenkt Saïdjah vele zaken waaronder zijn liefde voor Adinda, eenzaamheid en angst. Na drie jaar te werken in Batavia keert hij weer terug, voorzien van een getuigschrift, genoeg geld om wel drie buffels te kopen en een prachtige doek voor Adinda. Als hij eindelijk in het dorp aankomt, zijn Adinda en haar huis onvindbaar. Het gerucht wil, dat ze met familieleden en vele anderen naar de Lampongs (Zuid-Sumatra) getrokken is. Wanhopig doolt Saïdjah rond en gaat dan Adinda zoeken aan de overzijde van de zee, waar hij zich aansluit bij een bende opstandelingen. In een brandend dorp vindt hij Adinda's lijk; hij maakt een einde aan zijn leven door op de bajonetten van de soldaten in te lopen.
Ondertussen maakt Droogstoppel duidelijk het hij niet helemaal eens is met Sterns sympathie voor de verdrukte Javanen.
Mevrouw Slotering vreest dat Havelaar zal worden vergiftigd, net als haar man, die ook tegen het onrecht op wilde treden. Havelaar dient bij Slijmering een schriftelijke aanklacht in tegen de regent. Hierop reageert Slijmering verontwaardigd, omdat Havelaar hem niet eerst mondeling ingelicht heeft.
Droogstoppel vertelt over een hernieuwde poging om Sjaalman te ontmoeten. Verder vertelt hij over een bezoek aan zijn schoonvader en zijn ontmoeting met een resident uit de Oost, die beweerde dat er helemaal geen ontevredenheid in Nederlands-Indië was en dat die Sjaalman een ontevreden figuur was met een afkeurenswaardig gedrag.
De resident komt naar Rangkas Betoeng. Hij brengt eerst een bezoek aan de regent, vraagt hem wat hij kan inbrengen tegen de klacht van de assistent-resident en geeft hem geld. Dan verzoekt hij Havelaar de aanklacht in te trekken. Maar Havelaar weigert, waardoor de zaak door een hogere instantie behandeld zal moeten worden. De gouverneur-generaal ziet zich genoodzaakt Havelaar voorlopig over te plaatsen naar Ngawi. Havelaar vraagt echter zelf ontslag. Hij gaat naar Batavia om de gouverneur-generaal in Buitenzorg te spreken, maar Zijne Excellentie heef thet te druk om hem te ontvangen. Havelaar schrijft dan een brief, maar zonder resultaat; de gouverneur-generaal vertrekt naar het moederland zonder dat er een gesprek plaats gevonden heeft. Havelaar doolt arm en verlaten rond.
Tot slot schrijft Multatuli zelf nog een stuk. Hij heeft Stern niet meer nodig en stuurt Droogstoppel weg. Multatuli wil met het boek in de eerste plaats zijn kinderen iets meegeven voor later, Daarnaast wil en zal hij gelezen worden. Iedereen moet weten dat de Javaan mishandeld wordt en als hij niet geloofd wordt, zal hij zijn boek vertalen, ook in Indische talen, want de Javaan moet geholpen worden. Tenslotte richt Multatuli zich tot koning Willem de Derde en vraagt hem of het zijn wil is dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels en dat er meer dan dertig miljoen zijn onderdanen daarginds worden mishandeld en uitgezogen in zijn naam.
Thema’s/ motieven
In het boek staan de strijd tegen de uitbuiting van de bevolking van Nederlands-Indië en het streven naar eerherstel voor de ambtenaar Douwes Dekker centraal.
Daarnaast is er ook spraken van een leidmotief, zo wordt het nummer zesendertig alsmaar herhaald. Waarom dit nummer steeds wordt genoemd is niet duidelijk. Het nummer komt onder anndere terug in het verhaal van Shaïdjah, zo had hij na zesendertig manen afgesproken met Adinda. Daarnaast wordt het nummer zesendertig ook op het einde genoemd. In een brief gericht aan Havelaar.
Eigen mening
Het is een moeilijk boek, zo is het taal gebruik Oudnederlands, waarin alle ‘ij’ als ‘y’s worden geschreven, woorden die we tegenwoordig met een c schrijven worden nog met een k geschreven en tot slot worden er woorden gebruikt die we tegenwoordig niet meer kennen zoals 'gaarne’ en ‘alzo’. Daarnaast maakte de onderbrekingen van Droogstoppel ook niet makkelijker, deze werden meestal vaak midden in een hoofdstuk geplaatst of zelfs door bepaalde verhalen heen geschreven.
Op een gegeven moment wende de Oudnederlandse schrijfstijl en werd het makkelijker om het verhaal te volgen. Pas bij de laatste honderd bladzijde had ik het verhaal pas echt opgepakt. Dit ligt deels aan mijzelf, omdat ik tijdens het lezen vaak afgeleid werd.
Dit boek heeft mij wel duidelijk gemaakt wat literatuur is. Het boek is zeer leerzaam en geeft echt een stuk van de Nederlandse geschiedenis mee. Daarnaast is de woede over de misstanden in Nederlandse-Indië erg mooi in het verhaal duidelijk gemaakt. E. Dekker maakt de lezer duidelijk waarom hij zo fel is en wat hij wel niet zou doen om deze misstanden op te lossen
Ik raad het boek aan, maar niet per se aan mijn medeleerlingen. Het is een lastig boek, door zijn taalgebruik en ingewikkelde perspectieven. Maar daarnaast zeker een terecht hoogstandje in de Nederlandse literatuur en daarbij waard te lezen.