Boek 3 - havo 4

De renner                                                                         Lezen voor de lijst niveau 2

Geschreven door Tim Krabbé                                                                                                    Hugo Welten H4B

Waarom dit boek:

Ik heb dit boek voornamelijk gekozen omdat het me wel aansprak. Zelf ben ik niet echt van het sporten of wielrennen maar toch dacht ik dat een boek over een wielerwedstrijd wel interessant kon zijn. Ook staat het boek op lezen voor de lijst Niveau 2. Een andere reden dat ik dit boek koos is dat ik de schrijver meteen herkende, dit omdat ik Het Gouden ei wat ook van Tim Krabbé is ook heb gelezen en ik het een goed boek vond.

Schrijver:

Tim Krabbé deed zijn eindexamen HBS-B in 1960  aan het Spinoza Lyceum in Amsterdam.  Sinds 1967 voorziet hij in zijn levensonderhoud door zijn schrijverij.
Hij was getrouwd  met Liz Snoijink; hun zoon heet Esra.  Hij heeft wat geacteerd en een tijdje psychologie gestudeerd aan de GU in Amsterdam, maar van beroep is hij immer schrijver geweest. Zijn debuut als schrijver en als journalist viel samen in 1967.
Zijn romans zijn in 16 talen vertaald; vier ervan zijn verfilmd. 'Spoorloos' - naar Het Gouden Ei - waar hijzelf het scenario voor schreef, won het Gouden Kalf 1988 voor de beste Nederlandse film. Deze film wordt nog steeds gedraaid in Amerika; in 1993 werd er daar een mindere remake van gemaakt onder de titel 'The Vanishing.'
Naast zijn romans, verhalen en journalistieke werk heeft hij vele artikelen en een paar boeken over schaken geschreven. Van 1967-1972 hoorde hij tot de beste twintig schakers van Nederland. Hij heeft een aantal schaakproblemen en studies gecomponeerd. Hij heeft een zekere sympathie voor bizarre stellingen en problemen en een antipathie tegen schakende computers, waarvan hij ook getuigt in zijn wekelijkse bijdrage in de AD-weekendbijlage.

Thema:

Het boek gaat over Krabbé die een wielerwedstrijd doet en daar enorme inspanningen voor moet leveren waardoor die uiteindelijk 2de wordt.

Het thema is in het algemeen dan ook echt het wielrennen, en dan vooral de techniek, tactiek, waarom het wielrennen en de gedachte in een wedstrijd.

Ruimte:

Het verhaal speelt zich af in zuid Frankrijk in Languedoc. In dit gebied liggen veel bergen die een belangrijke rol spelen in de klim van de wielrenners.

Tijd:

Het verhaal loopt niet chronologisch maar als je het in het algemeen bekijkt wel omdat de race chronologisch wordt verteld van kilometer tot kilometer. De gedachten van krabbé zijn niet chronologisch omdat er wel is flashbacks zijn. Voor de rest zijn er op de flashbacks na niet echt tijdsprongen.

Het verhaal speelt zich af op 26 Juni 1977 en de totale race (en dus het boek) duurt 4 en een half uur.

Perspectief:

De race wordt beleeft in de ogen van Tim Krabbé, dus het boek is geschreven in het ik-perspectief.

personages:

Tim Krabbé:

Tim Krabbé is de hoofdpersoon, ik-verteller en schrijver van het verhaal. Wanneer het verhaal zich afspeelt is hij 30 met soms iets te veel zelfvertrouwen. Hij is er erg van overtuigd dat hij gaat winnen en maakt hierdoor soms domme beslissingen, toch blijft die altijd doorzetten.

Lesbusque:

Lesbusque is 42 jaar en doet ook mee aan de wielerwedstrijd. Omdat hij weinig inzicht in het wielrennen heeft maakt hij soms domme fouten en heeft die het wel is moeilijk. Hij is een hele aardige man en in tegenstelling tot Krabbé denkt die niet alleen aan zich zelf. Zo probeert die Krabbé zelfs te helpen wanneer die het moeilijk heeft.

Stani kleber:

Hij is het trainingsmaatje van Krabbé en samen trainen ze dan ook regelmatig.

Roux:

Roux is de wedstrijdleider van Krabbé.

Overige personen zijn: Despuech, Sauveplane, Teissonnière, Sanchez, Boutonnet, een renner van de Cycles Goff-ploeg, Reilhan, Guillaumet, Barthélemy, Lebusque, Kléber, de renner die Krabbé zich steeds niet kan herinneren en de rest van het peleton.

Samenvatting:

Over het verhaal

In het verhaal verteld Krabbé over de driehonderd negende van de bijna zeshonderd wielerwedstrijden die die heeft gereden. Dit was de ronde van Mont Aigoual, Een zware klimkoers in Zuid-Frankrijk. In het boek verteld Krabbé over de wielerwedstrijd maar ook over zijn jeugd, sportcarrière, andere wielrenners en ander wedstrijden die hij ooit gefietst heeft. In het boek zijn er dan ook gedurende stukjes waar hij moet denken aan een vroeger of andere wedstrijden. Ook vind hij het onbegrip dat mensen kunnen hebben als hij druk bezig is met de wielersport belangrijk, zo zegt die: "Ik pak mijn spullen uit mijn auto en zet mijn fiets in elkaar. Vanaf terrasjes kijken toeristen en inwoners toe. Niet-wielrenners. De leegheid van die levens schokt me."

Samenvatting over de kilometers

Kilometer 1. Despuech ontsnapt, niemand reageert, het is zelfmoord. In je eentje tegen een peleton, met nog bijna 140 kilometer te gaan. Na 5 km is Sauveplane ook weg, Krabbé gaat ook mee. Krabbé wordt snel weer bijgehaald, maar Sauveplane gaat door.


Kilometer 15-25. Ook Teissonnière, Sanchez, een renner van de Cycles Goff-ploeg en Boutonnet ontsnappen na 15 kilometer. Er is dan dus een groep van 7 renners, de hiervoor genoemde en een renner waar Krabbé niet op kan komen. Niemand is eigenlijk echt met wielrennen bezig, vooral Krabbé houdt zich veel meer bezig met de natuur.

Kilometer 25-30. Ze komen steeds dichterbij Les Vignes, waar ze de Tarn oversteken en aan de klim naar de Causse Méjean, de hoogvlakte, beginnen.

Kilometer 30-31. Het peleton ziet eindelijk de kopgroep renners ergens ver voor hen. Ze zitten al verrassend hoog.

Kilometer 31. Twee renners demarreren, het zijn Reilhan en Guillaumet. Ze zijn meteen goed weg ook. Er wordt niet gereageerd.


Kilometer 32-34. Er zijn nu dus zeven plus twee is negen renners weg, ze lopen iets in op Reilhan en Guillaumet.

Kilometer 34-36. Ze lopen weer iets in op Reilhan en Guillaumet. Barthélemy die een hele tijd naast Krabbé heeft gefietst, valt opeens terug. Lebusque en Kléber op kop. Ze lopen in op drie renners voor hen, het zijn Reilhan en Guillaumet en nog een andere renner die hun tempo blijkbaar niet bij kan houden, want hij zakt terug. Het is Sauveplane. Guillaumet wordt gelost door Reilhan. Lebusque, Kléber en Krabbé lossen Guillaumet ook en Kléber rijdt het gat dicht met Reilhan. Nu zijn ze met z’n vieren, Reilhan doet het minste werk, hij is een profiteur. Hij laat de anderen werken en slaat op het einde toe. Krabbé vindt het walgelijk.

Kilometer 36. Ze zijn boven en Kléber heeft bijna al het werk gedaan. Nu geen afdaling, maar meteen weer hard er tegenaan, dat is het zware van de hoogvlakten…

Kilometer 37-44. Krabbé merkt dat ze minstens twee minuten voor liggen op het peleton en is daar trots op. Ze hebben Barthélemy, Petit, Wolniak, Quincy, Sauveplane, Lange gelost en nog een paar. Ze zijn nog maar met vier sterke mannen over: Lebusque, Kléber, Reilhan en Krabbé. Reilhan doet nog steeds geen kopwerk, maar Krabbé begrijpt dat hij eigenlijk blij moet zijn met elke meter kopwerk die Reilhan verricht, want zijn ploegmaat Boutonnet rijdt voorop.

Kilometer 44-55. Ze passeren een spookdorp en er komt een vliegtuigje over. Verder niets bijzonders, Reilhan doet nog steeds geen kopwerk.


Kilometer 55-59. Lebusque krijgt een lekke band en valt af. Krabbé fietst geweldig vindt hij zelf, maar hij is de slechtste daler: hij is bang. Elke keer denkt hij aan de gevolgen als hij zou vallen.

Kilometer 59-61. Ze vangen weer een glimp op van de kopgroep. Door het wegvallen van Lebusque is het tempo gezakt, maar zometeen begint de afdaling en dan bepaal je zelf je snelheid niet meer. Ze liggen nu iets meer dan twee minuten achter op de kopgroep, rekent Krabbé uit. Het is nog acht kilometer naar Meyrueis.

Kilometer 61-67. Krabbé is bang, de eerste kilometer dalen was niet zo erg geweest. Als hij daar gevallen was, was hij waarschijnlijk door een hek op een weiland terechtgekomen, maar nu zou hij of te pletter slaan tegen de rotswand, of in de diepte van een ravijn vallen. Reilhan haalt Krabbé in en ook Kléber. Even later halen zelfs Lebusque en Barthélemy(!) hem in.

Kilometer 67. Ze komen door Meyrueis: de eerste lus van de ronde zit erop. Krabbé heeft 20m achterstand op Kléber, Lebusque en Barthélemy.

Kilometer 68. Zes kilometer klimmen en ze zitten weer in het hoogland, de Causse Noir. Krabbé is bij de andere drie gekomen. Toch knap dat Barthélemy terug is gekomen.

Kilometer 69. Nog vier kilometer klimmen. Ze zien Reilhan in de rug, samen met Despuech, hij heeft toch ongeveer twee uur alleen gereden. Ze halen Despuech in. Er zijn dan nog maar vijf renners voor hen: Sanchez, Boutonnet, Teissonnière, de Cycles Goff-jongen en de jongen waar Krabbé eerder ook al niet op kwam.


Kilometer 70-71. Nog drie kilometer klimmen, Ze zien auto’s en renners, dat moet dus de kopgroep zijn. Krabbé gaat voor in de groep rijden en ziet dat er twee renners zijn gelost, Sanchez en een jongen in een Moltini-trui. De jongen in de Cycles Goff-trui ligt op kop, want hij rijdt niet meer bij de anderen. Als de afstand tussen Teissionnère en Boutonnet en de groep Krabbé nog maar twintig meter is, versnelt Lebusque.


Kilometer 72. Nog een kilometer klimmen Barthélemy is weer gelost, maar zit toch nog twintig meter achter de groep Krabbé.

Kilometer 72-73. Ze zijn nog maar met zijn zessen. Lebusque en Kléber op kop, Krabbé erachter, dan Barthélemy, die alweer is terug gekomen, dan Reilhan en Teissonnière. Boutonnet is gelost bij de versnelling van Lebusque.

Kilometer 74-75. Causse Noir. Er staat een kille wind die ze precies schuin tegen hebben. Krabbé stelt voor om in een waaier te gaan rijden, omdat ze dan minder last van de wind zouden hebben. De renner van de Cycles Goff-ploeg heeft een kleine minuut voorsprong ziet Krabbé, maar dat wordt kleiner. Barthélemy neemt niet over, hij doet nu hetzelfde als Reilhan eerst deed.

Kilometer 75-78. Het lijkt eindeloos te duren voordat ze weer gaan klimmen. De lucht boven de bergen is zwart en de Cycles Goff-renner rijdt nog steeds eenzaam voor hen uit.

Kilometer 78-82. Barthélemy zit nog steeds aan het laatste wiel, hij spaart zijn krachten, hij is geen goede klimmer. Krabbé maakt zich boos op Barthélemy en laat zich afzakken in de hoop dat Barthélemy hem voorbij gaat en zijn krachten toch nog een beetje verspeelt. Barthélemy doet niets en op het moment dat Krabbé dat door heeft, gaat Krabbé versnellen. Hij rijdt in een keer het gat dicht met de anderen, Barthélemy volgt, hij haalt de groep in en hij klamt aan bij de Cycles Goff-renner, samen met Barthélemy.

Kilometer 82. Een kopgroep van drie: Krabbé, Cycles Goff en Barthélemy. Ze worden op 15 sec gevolgd door Reilhan, Kléber, Lebusque en Teissonnière.

Kilometer 83-88. Het begint flink te regenen. Krabbé verwondert zich erover dat de Cycles-Goff renner nog zo makkelijk rijdt.

Kilometer 88-92. Teissonnière is uitgevallen; er zijn nog zes koplopers.

Kilometer 92-99. Barthélemy probeert te ontsnappen, maar hij wordt weer ingehaald door de groep. Dan valt de Cycles Goff-renner ook af.

Kilometer 100-104. Er is een kopgroep van slechts vier renners: Lebusque, Kleber, Krabbé en Reilhan. De anderen zijn afgevallen.

Kilometer 104-114. Lebusque is gelost en Reilhan ligt honderd meter achter, hij probeert terug te komen en Krabbé overweegt om hem voorgoed kwijt te raken door nu weg te sprinten, hij doet het niet. In Camprieu sleept Kléber de premie in de wacht op de top.

Kilometer 114-121. Kléber, Reilhan, Lebusque, die weer bijgekomen is, en Krabbé bereiken de top van de Mont Aigoual. Ze moeten nu alleen nog maar dalen.
 

 


Kilometer 121-130. Krabbé begint Reilhan te pesten, zonder resultaat. Dan opeens…KNAL…Krabbé heeft een lekke band gekregen, Reilhan sprint weg, maar Krabbé zijn verzorger Stéphan is er snel bij en zorgt voor een nieuw wiel. Kléber en Lebusque rijden alweer achter hem.

Kilometer 130-134. Krabbé is weer bijgekomen en hij en Reilhan liggen op kop, maar Lebusque en Kléber zijn ook weer bijgekomen.

Kilometer 135-136. Kléber en Lebusque zijn alweer afgevallen, het gaat nu om Reilhan en Krabbé

Kilometer 137. In de laatste straat neemt Krabbé de kop. In de sprint verliest Krabbé met 10 cm van Reilhan, Lebusque wordt derde en Kléber vierde.

 

Mijn mening:

Zelf vond ik het boek niet geweldig, dit omdat veel over de wedstrijd gaat wat niet altijd even leuk is en saai kan gaan worden omdat er niet al te veel gebeurt. Ook was het boek niet altijd even duidelijk, in het begin van het boek kon het namelijk nog wel is verwarrend zijn waar je nou in het boek was omdat er vaak in het verhaal van de wedstrijd weer een ander stukje kwam waar die weer verteld over een andere wedstrijd of een herinnering. Echter zijn er ook goede dingen over het boek te noemen, zo kan de schrijver goed zijn gedachten en gevoelens uitdrukken. Ook is het boek realistisch wat ik persoonlijk meestal wel leuker vind. Het taalgebruik vond ik zelf ook niet zo moeilijk en ik begreep ook alles dus dat was wel fijn. Zelf vind ik het boek persoonlijk dus best saai en misschien komt dat ook omdat ik eigenlijk niet echt geïnteresseerd ben in wielrennen en sport maar bovenal zou ik het boek toch aanraden voor de mensen die echt van sport en wielrennen houden omdat het in het algemeen toch een literair meesterwerk is.

Citaten over:

Het onbegrip dat mensen kunnen hebben als hij druk bezig is met de wielersport (zijn mening):

“Warm, bewolkt weer. Ik pak mijn spullen uit mijn auto en zet mijn fiets in elkaar. Vanaf terrasjes kijken toeristen en inwoners toe. Niet-wielrenners. De leegheid van die levens schokt me.”

Hoe zwaar de wedstrijd is:

“Nog een kilometer klimmen. Gegroepeerd vervoeren wij onze pijn.

… Nog een kilometer. Bijten, Draaien, achter Lebusque en Kléber.”

 

Bronnen:

https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-renner-door-tim-krabb-47011 (samenvatting over de gereden kilometers)

https://www.nederlands.nl/biografie/Tim+Krabbe                                                                                  (biografie)