De zwarte met het witte hart - Boek 9 - havo 5

Het boek dat ik heb gelezen heet De zwarte met het witte hart, geschreven door Arthur Japin. Ik ga hierover een standaardverslag maken.

Informatie over de schrijver

Arthur Japin is in 1956 geboren in Haarlem. Toen hij op de middelbare zat heeft hij gymnasium gedaan en is daarna Nederlandse taal- en letterkunde gaan studeren voor twee jaar. Arthur wou de geschiedenis van twee Afrikaanse prinsjes herschrijven, sindsdien is hij schrijver. Zelf heeft hij paar boeken geschreven zoals De zwarte met witte hart, De droom van de leeuw en nog veel meer. Daarnaast heeft hij ook zijn eigen site, https://www.arthurjapin.nl/.


Samenvatting van het boek

De zwarte met het witte hart bestaat uit vijf delen. In deel één en twee is zowel het heden en het verleden beschreven, in de rest van het boek gaat het enkel over het verleden. Hieronder wordt per deel weergegeven wat het verhaal is.

Deel één
In 1900 woont Kwasi Boachi al bijna een halve eeuw op het eiland Java. Hij is dan bijna 73 jaar oud. Hij slijt zijn dagen in het district Buitenzorg waar een van de oude slaven voor hem zorgt, namelijk Ahim. Adeline Renselaar wil zijn jubileum vieren, maar hier ziet Kwasi tegenop. Toch wekken haar plannen gedachten op het verleden die hij vervolgens beschrijft in zijn dagboeken. Uiteindelijk stemt hij toch in met de plannen om zijn jubileum te vieren, ondanks dat hij het geen prettig idee vindt. Allereerst vertelt Kwasi dat hij in Goudkust is geboren, opgevoed werd in Delft en nu op Java woont. Daarbij leeft hij nu voor zijn drie kinderen die uit de vrouwen zijn geboren die bij hem op de plantage werken.

Het is 1836 wanneer er een handelsdelegatie aanwezig is in de stad Kumasi, dit ligt in de Goudkust. Kwasi en Kwame zijn dan 10 jaar oud. De prinsen zijn onafscheidelijk sinds de broers van Kwasi zijn meegegeven aan een Engelse gazent. Van Drunen, de adjunct-commissaris van de Nederlandse zending, beschrijft in zijn reisverslag hoeveel moeite het kost om de vader van Kwasi, namelijk Kwaku Dua te spreken. Verveer is hierbij ook aanwezig. Er wordt hier een contract opgesteld: in ruil voor vuurwapens voor Ashanti, krijgt Holland ieder jaar duizend mannelijke rekruten. Terwijl deze onderhandelingen bezig zijn, vermaken de prinsjes zich met spelletjes. Al vrij snel blijkt dat Kwaku hen naar Nederland stuurt als onderpand voor de illegale slavenhandel van de Nederlandse regering. De opdracht is om ‘witte kennis mogen gaan vergaren’, maar zij dienen alles achter te laten. Op 24 april 1837 vertrekken Kwasi en Kwame per schip met de Hollandse handelsdelegatie naar Nederland.

Deel twee
Wanneer Kwasi en Kwame in Nederland aankomen, leven zij eerst in een kazerne te Hellevoetsluis. In het najaar worden zij ondergebracht op de kostschool van Van Moock in Delft. Hier maken ze intensief kennis met het Nederlandse leven en cultuur. Kwasi wil nergens voor onderdoen in vergelijking met zijn Nederlandse leeftijdsgenootjes. Kwame ergert zich ongelofelijk aan de veranderingen ten opzichte van zijn thuis. Meneer Van Moock geeft de neefjes dagelijks bijles, zodat ze gauw hun taalachterstand wegwerken. Echter is dit niet genoeg om aan de sluiten bij Kwasi’s en Kwame’s leeftijdsgenootjes, want zij vormen een front tegenover hen. Kwasi wordt gedwongen door klasgenoot Verheeck op de vraag ‘Wat ben je?’ te antwoorden: ‘Ik ben een domme, vieze, vuile zwartjakker’. De enige vriend die Kwasi wel heeft, is Cornelius de Groot. Hij wil helpen om de prinsen te verdedigen tegenover de pesterijen. Kwasi wil hier iets niets van weten, maar als hij erachter komt dat Kwame ook wordt lastiggevallen, schakelt hij de hulp van Cornelius in.

In de tijd dat Kwasi en Kwame op de kostschool zitten, wordt er een schilderij van hen met Verveer in het midden gemaakt, bestemd voor Kwaku. Tijdens een van de sessies, komt grootvorstin Anna Paulowna langs samen met haar dochter Sophie. Kwasi en Kwame worden uitgenodigd voor een Sinterklaasviering en de verjaardag van de kroonprins in Scheveningen. Het feest is echter niet echt een succes, hoewel Kwasi en Sophie wel vrienden worden. Ook leidt het ertoe dat de jongens zich nog meer terugtrekken vanwege jaloezie van hun klasgenoten. Kwasi wordt tevens ziek, waarna bronchitis wordt geconstateerd.

Deel drie
De band tussen Kwasi en Kwame wordt steeds slechter, aangezien Kwame het enkel wil hebben over hun vaderland. De prinsjes hebben nog veel contact met Sophie, die erg geïnteresseerd is in hun verhalen. Als Sophie’s broer Willem III gaat trouwen, en haar moeder daar niet bij wilt zijn, houdt zij haar moeder thuis gezelschap. Ze nodigt de neefjes uit, ook omdat ze dan (voor het eerst) Kwame’s verjaardag kunnen vieren. Kwame gedraagt zich echter verschrikkelijk, waar Kwasi zich voor schaamt. Na een bezoek aan het circus waar blijkt dat er zwarte mensen worden getoond ‘in hun natuurlijke toestand’. Hierna zondert Kwame zich nog meer af van Kwasi (en Sophie), zeker als Kwasi accepteert om zwarte piet te spelen op sinterklaasfeesten. Kwasi en Kwame slapen vanaf dit moment ook niet meer samen. Kwasi ontwikkelt daarna gevoelens voor Sophie die hij tevens uit naar haar. Ze reageert hier niet echt op, maar later blijkt dat zij is uitgehuwelijkt aan de Erfgroothertog van Saksen-Weimar. Op 8 oktober zwaaien beide prinsen Sophie uit.

In september wordt Kwasi samen met medestudenten overvallen en ‘gegijzeld’. Hun belagers laten ze vernederende handelingen uitvoeren. In plaats van Cornelius dat te laten doen, doet Kwasi het voor hem. Hun band verbetert hierdoor echter niet. Wanneer Kwame een jaar na Kwasi ook wordt toegelaten tot de Koninklijke Akademie, gaan beide prinsjes met vrienden naar een bordeel waar zij zich niet op hun gemak voelen. Onderweg naar huis komen zij Cornelius tegen die ruzie maakt met een prostituee en Kwasi springt tussen beide. Dit wordt hem niet in dank afgenomen, waarop enkele dagen Kwasi op een ruwe manier wordt beroofd en mishandeld door Cornelius en zijn vrienden. Kwame treedt uiteindelijk toe tot de Militaire Akademie tot ieders verbazing. Kwasi wordt verkozen tot het nieuwe erelid van het dispuut De Vijf Kolommen. Met zijn speech maakt hij Kwame totaal overstuur, aangezien Kwasi een negatief beeld van zijn oude volk schetst. Die avond krijgt Kwasi ook zijn portret. Hij komt erachter dat er, afhankelijk van de lichtinval, twee jongemannen te zien zijn: een blanke met een zwarte schaduw en een donkere met een witte zielenschim.

Deel vier
In dit deel wordt weergegeven dat Kwame terugkeerde naar West-Afrika. In brieven van 31 oktober 1847 tot 21 februari 1850 die hij schreef naar Kwasi, wordt duidelijk hoe zijn visie is en wat hij meemaakt. Kwasi was op dit moment aan het studeren in de buurt van Sophie, namelijk in Freiberg in Weimar. Kwame is ontzettend blij om terug te zijn in zijn vaderland en het liefst zou hij hebben dat Kwasi ook terug zou keren. Kwame verblijft in hetzelfde kamertje in fort Elmina waar zij ook sliepen op de nacht voor hun vertrek naar Nederland. Het portret van de twee prinsjes hangt in de eetzaal, omdat Kwaku hem heeft teruggestuurd. Wanneer Kwame zijn aankomst in het Nederlands aankondigt, krijgt hij bericht terug van Kwaku dat hij niet welkom is zolang hij het Twi niet meer beheerst. Helaas is er niemand die Kwame die taal weer goed aan kan leren.

Dan bereikt Kwame het bericht dat in Kumasi de christenen gruwelijk vervolgd werden: een offensief tegen de westerse wereld. Aangezien Kwame en Kwasi in Nederland gedoopt zijn, en dus christen zijn, wordt Kwames situatie uitzichtlozer. Hij leeft wel weer op als hij een ontmoeting met zijn moeder heeft, waarvan niet helemaal duidelijk is of dit nou echt zo was of niet. Dan krijgt hij bericht krijgt dat Kwasi’s vader een van zijn jongere broers als troonopvolger heeft aangewezen. Hoewel zijn Twi erop vooruit gaat, is zijn hoop vervlogen: hij pleegt op 22 februari 1850 in zijn slaapkamer zelfmoord met het jachtgeweer. Op het moment dat hij zelfmoord pleegt, weet hij ook dat hij Kwasi niet meer terug zal zien.

Deel vijf
Na afronding van Kwasi’s studie, keert hij terug naar Delft. Echter doet de dood van Kwame hem besluiten om een aanstelling op Indië aan te vragen als ingenieur. Kwasi stapte op 9 september 1850 aan wal te Batavia. Hertog Bernard van Saksen, commandant in het Oost-Indische Leger, had logies voor hem geregeld, maar de plotseling opgedoken Cornelius de Groot gooide roet in het eten: de grillige Cornelius bleek Kwasi's baas te zijn en wilde dat hij als zijn secretaris op zijn erf kwam wonen. Cornelius wilde dat Kwasi sliep in een simpele kamer en at met de bedienden. Later kwam hij bij een Duitse familie in en vroeg hij om overgeplaatst te worden, maar de Nederlandse regering liet niets van zich horen. De familie behandelde hem zeer hoffelijk.

Met Cornelius maakte Kwasi tal van inspectiereizen door mijndistricten. Op een van die reizen, in juni 1852 naar Amboina, nam hij het op voor Ahim, de brutale inlandse bediende van de assistent-resident, waarbij hij zijn hand verwondde. Ondanks de vernederingen ontstond er toch een bijna vriendschappelijke band met Cornelius. Aan Kwasi's positie veranderde echter niets en op zijn verzoeken om zelfstandigheid kwam geen antwoord. Op 24 mei 1856 vertrok hij daarom naar Holland om zijn zaak bij Willem III te bepleiten. Onder de passagiers bevond zich de afgetreden gouverneur-generaal Duymaer van Twist, met wie Kwasi al eerder enkele keren had gepraat over Cornelius' brute optreden. Duymaer van Twist had ervoor gezorgd dat Kwasi vanaf april 1854 zeven maanden van het jaar werd vrijgesteld om zelfstandig onderzoek te doen. In die maanden schreef hij wetenschappelijke artikelen, maakte hij dagboeknotities en blies hij zijn correspondentie met Sophie nieuw leven in. In augustus 1856 trok Kwasi opnieuw bij Van Moock in, hoewel haar man intussen was overleden. Zijn talloze brieven aan Willem III werden niet beantwoord, dus gaf hij het na een jaar op. Op uitnodiging van Sophie woont hij een onthulling van een standbeeld. Tevens praat hij die avond met haar. Zij weet hem te vertellen dat Raden Saleh al jaren informant was voor de Nederlandse regering en negatief over Kwasi gerapporteerd had. Kwasi besloot hierna huur op landerijen te Java op te eisen als schadevergoeding voor het onrecht dat hem werd aangedaan. In 1858 keerde hij terug in Batavia, maar in 1862 kreeg Kwasi pas een stuk land toegewezen. Hier wordt maanden hard aan gewerkt, ook door Kwasi zelf. Wanneer de werkers te hoge eisen stellen, biedt Ahim zijn diensten aan. Cornelius ontmoette Kwasi slechts nog eenmaal.

Op 3 augustus 1900 neemt Adeline Renselaar Kwasi mee naar het kantoor van haar man in Batavia omdat daar documenten liggen over Kwasi. Van Drunen blijkt ontslag te hebben genomen aangezien de Nederlandse regering de carrière van Kwasi heeft gedwarsboomd. Een verzoek van zijn vader om naar Kumasi terug te keren hebben ze nooit doorgegeven aan Kwasi. Van Drunen brengt hem later, op Kwasi zijn jubileum op 9 september, een bezoek. Tijdens dit bezoek vertelt Van Drunen over zijn wederwaardigheden: hij had zich altijd verantwoordelijk gevoeld voor Kwasi en Kwame. Hij wilde hun lot verbeteren, maar had hier geen kans toe. Uit het document dat hij Kwasi overhandigt, bleek echter dat de Nederlandse staat Kwasi tegengewerkt had omdat hij tot het zwarte, inferieure ras behoorde.



Analyse

Personages:

Kwasi Boachi
Kwasi is de hoofdpersoon in dit verhaal. Toen hij in Nederland kwam kreeg hij de naam Aquasi. Hij werd samen met zijn neefje in de slavenhandel gebracht. Kwasi leerde alles sneller dan zijn neefje. Hij was dus een excellente student.

Kwame Poku
Kwame is het neefje van Kwasi. Hij is heel close met zijn neef. Later in het verhaal krijgen de neven onenigheden.

Thema:

In dit verhaal wordt het vooral gefocust op discriminatie en racisme.

Perspectieven:

Uit kwasi zijn perspectief krijg je het verhaal te horen, dus een ik-perspectief.

Ruimte:

De plaatsen waar het afspeelde zijn in verschillende werelddelen zoals,  Java, West-Afrika, Delft, Nederlands-Indië en Weimar.

Tijd:


In de 19e eeuw speelt het af. Dit is te merken aan de jaartallen die worden weergegeven als tijdlijn door het boek heen.

Motieven:

Er zijn verschillende soorten motieven in dit verhaal. Identiteitsverlies, Cultuurverschillen, Machtsverhoudingen, familie, heden en verleden.

Bronnen:  https://www.arthurjapin.nl/ & https://www.scholieren.com/verslag/zekerwetengoed/de-zwarte-met-het-witte-hart-arthur-japin   

Eigen mening

Dit boek heeft me veel later leren over de Nederlandse geschiedenis, daarom is het een leerzame boek. Dus zeker een aanrader als je meer te weten wilt komen over  de geschiedenis. De thema discriminatie die in dit boek wordt besproken heeft me ook aangesproken. Je komt niet vaak voor dat een schrijver zo’n onderwerp mooi over laat brengen.