Bij het analyseren van beeldende kunst wordt gebruik gemaakt van een vast begrippenapparaat. Je zult horen dat deze begrippen ook gebruikt worden in de filmpjes die je bekijkt en in de teksten die je leest. Zelf ga jij deze begrippen in je show gebruiken.
BEELDENDE KUNST EN VORMGEVING. Uitwerking van de analyse elementen:
Beeldende kunst of autonome kunst: schilderkunst, beeldhouwkunst, fotografie, video etc.
Vormgeving of toegepaste kunst: architectuur, design, affiches, mode etc.
BEELDENDE KUNST, ARCHITECTUUR EN VORMGEVING
I. Voorstelling: Wat is er te zien op een schilderij? Wat geeft een sculptuur weer? Wat is er te zien op een object?
I. Inhoud: waar gaat het werk over: wat is het onderwerp, het verhaal, het thema, het idee of concept? Wat is de boodschap of (diepere) betekenis?
II. Vormgeving: hoe wordt de voorstelling vormgegeven door middel van beeld? Hoe wordt het gebouw/object/affiche vormgegeven?
III. Materiaal/techniek: waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de voorstelling/het gebouw/object/affiche vormgegeven?
I. Voorstelling Wat is er te zien op een schilderij? Wat geeft een sculptuur weer? Wat is er te zien op een object, zoals een servies of op een kledingstuk? De voorstelling is een beschrijving van de ‘dingen’ die zijn weergegeven op het schilderij, in de sculptuur of op het object. Bijvoorbeeld: een mens, een interieur, een landschap, (kleur)vlakken of een combinatie daarvan.
I. Inhoud Waar gaat het werk over: wat is het onderwerp, het verhaal, het thema, het idee of concept? Wat is de boodschap of (diepere) betekenis? Een onderwerp of thema kan bijvoorbeeld bijbels, mythologisch, historisch, literair, maatschappelijk of politiek zijn. Een idee of concept kan bijvoorbeeld het uitdrukken van evenwicht en harmonie zijn (zoals bij Mondriaan). Als het onderwerp verhalend is, kun je het werk analyseren aan de hand van de 5 w’s uit Drama. wie Wie zijn de personages in het stuk? Een personage kan een type zijn, bijvoorbeeld Batman en de Joker (personages met één of hoogstens twee karaktereigenschappen) of een karakter zoals Gijsbrecht van Amstel of Mutter Courage (personages met meerdere karaktereigenschappen, vaak met een karakterontwikkeling). wat Wat zijn de personages aan het doen, wat gebeurt er in het stuk? Het gaat hier het plot, het conflict, de spanningsopbouw (bijvoorbeeld: inleiding, opbouw, climax, afloop). waar Waar speelt het stuk of de scène zich af? Het gaat om de plaats, ruimte, locatie waar het stuk zich afspeelt. Bijvoorbeeld: buiten op een berg, in een kamer in een huis of op de maan. De locatie kan ook onbestemd of abstract zijn. wanneer Wanneer speelt het stuk of de scène zich af, in welke tijd? Het gaat over plaatsing in de historische tijd en over de tijdsverloop in het stuk. Bijvoorbeeld: chronologisch, fragmentarisch, tijdsprongen, flash back, flash forward. waarom Wat is het motief van de personages? Het gaat over de beweegreden van de handeling. Bijvoorbeeld: waarom is de Joker de eeuwige vijand van Batman? Waarom wil Mutter Courage geen vrede? (Ze verdient namelijk haar geld met de oorlog.) De beweegreden kan ook onduidelijk of zelfs afwezig zijn. Bijvoorbeeld in het stuk Wachten op Godot van Samuel Beckett is het onduidelijk waarom twee mannen wachten op Godot. De boodschap of (diepere) betekenis kan gezocht worden in de cultuurhistorische context van het kunstwerk en/of in de intentie van de maker. In het geval van een voorstelling van een (bedroefde) vrouw met een liggende man op schoot, kan het onderwerp Maria en Jezus zijn, of specifieker nog een piëta of een beweningsscène. De boodschap of (diepere) betekenis van dit onderwerp is vaak (mede)lijden of verdriet.
II. Vormgeving Hoe wordt de voorstelling vormgegeven door middel van beeld? Aspecten van beeldende vormgeving zijn vorm, ruimte, licht, kleur en compositie.
vorm Denk daarbij aan tweedimensionale (vlak, plat) en driedimensionale vormen (ruimtelijk, plastisch), abstracte of figuratieve vormen, schematische, gestileerde, organische, geometrische vormen (zoals Mondriaan gebruikte) etc.
ruimte Dit gaat over ruimtelijkheid en plasticiteit bij driedimensionale vormen en de suggestie van dieptewerking of plasticiteit in tweedimensionale werken. Suggestie van dieptewerking ontstaat vooral door overlapping en (lijn)perspectief (met als bijzondere varianten het vogelvlucht- en het kikvorsperspectief). Suggestie van plasticiteit ontstaat door licht en schaduw.
licht Dit gaat over de werking van echt licht op driedimensionale vormen en de effecten van licht bij architectuur (glas) en over de suggestie van licht in tweedimensionale werken: natuurlijk licht, kunstlicht (kaars, lamp); licht-donkercontrasten (clair-obscur, bijv. bij Rembrandt), schaduw, plasticiteit, stofuitdrukking (suggestie van textuur van stoffen als fluweel, marmer, glas etc. door virtuoze lichtbehandeling).
kleur Denk daarbij aan kleursoort (primaire kleuren, gemengde kleuren), kleurhelderheid, kleurverzadiging, kleurcontrasten, kleursymboliek, verschillende soorten van kleurmening, kleurencirkel
compositie Dit is de ordening/plaatsing/groepering van vormgevingsaspecten tot een beeldend geheel (bijvoorbeeld een symmetrische compositie, een dynamische compositie), of de plaatsing van driedimensionale vormen binnen een installatie
III.Materiaal en techniek
materiaal Met welke materialen is het schilderij/ de sculptuur/het gebouw/het object gemaakt? De kunstenaar/architect of vormgever heeft gewerkt met bijvoorbeeld: verf, hout, klei, marmer, metaal, glas, (bak)steen, drukinkt, textiel. Het materiaal betreft ook de gereedschappen waarmee de kunstenaar heeft gewerkt zoals hamer, kwast, poltood etc.
techniek Met welke technieken is het schilderij/ de sculptuur/het gebouw/het object (bijvoorbeeld servies of kledingstuk) vormgegeven? De techniek is de manier waarop (met gereedschap) het materiaal wordt verwerkt. Bijvoorbeeld: schilderen, tekenen, hakken, boetseren, metselen, drukken, naaien of breien.
hanteringswijze De hanteringswijze is de manier waarop de kunstenaar zijn gereedschap en materiaal gebruikt, bijvoorbeeld: grof of fijn, glad of ruw, snel of doordacht.