1. Theoretische kennis - Kennismaken met internationale handel

1.1 handelslanden

Nederland is een belangrijk handels land, sommigen houden als beginpunt van de Gouden Eeuw 1602 aan, het jaar waarin de VOC opgericht werd. De VOC (afkorting van Verenigde Oost-Indische Compagnie) was een Nederlands bedrijf. De VOC was het enige Nederlandse bedrijf dat handel mocht voeren met Azië (Oost-Indië). Ze was de eerste multinational, dit is een bedrijf dat in meerdere landen actief is.

Vraag 1. Welke producten werden door Nederland verhandeld tijdens de tijd van de VOC?

De Nederlandse infrastructuur is erg belangrijk voor het voeren van handel. Infrastructuur bestaat uit alle wegen, spoorwegen, luchthavens en kabels (tv en internet).

Vraag 2. Waarom zal Nederland veel producten invoeren vanuit het buitenland?
Vraag 3. Bedenk 2 producten die Nederland invoert.
Vraag 4. Bedenk 2 producten die Nederland uitvoert.

1.2 europa en vreemde valuta

De Europese samenwerking kwam in de jaren vijftig van de vorige eeuw weer geleidelijk op gang na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Via kleine stappen ontstond er een steeds sterkere samenwerking tussen een groeiend aantal landen, waaruit uiteindelijk de Europese Unie is ontstaan.

De belangrijkste doelen van de EU waren/zijn:

1 - Vrede, veiligheid en welzijn voor haar burgers:

-          nooit meer oorlog in Europa

-          mensenrechten, vrijheid en democratie

-          geen hongersnoden meer, maar voldoende, betaalbaar en veilig voedsel

-          onderlinge solidariteit tussen lidstaten
 

2 - Welvaart en werkgelegenheid voor haar burgers:

-          vrij verkeer van personen, goederen en geld door 'open' grenzen

-          een gezamenlijke interne markt

-          een vrije markteconomie met concurrentie

-          een gezamenlijke munt

 

3 - Toekomstgerichte ontwikkeling door extra aandacht te geven aan:

-          milieu en natuur

-          klimaatsverandering

-          duurzame energie

-          verscheidenheid aan Europese talen en culturen


Vraag 5. Een aantal EU-landen heeft de eigen munt verruild voor de Euro. Zoek eens uit welke EU-landen de Euro als betaalmiddel hebben ingevoerd.

Vraag 6. De 'open' grenzen zijn geregeld in het verdrag van Schengen. Zoek eens uit welke Europese staten tot de Schengen-landen behoren. 

Vraag 7. Een aantal Europese landen vormt, samen met de VS en Canada, een militair bondgenootschap: de NAVO.  Schrijf de afkorting NAVO voluit en zoek eens uit wat de NAVO-landen voor afspraak met elkaar hebben.                 
                   

Bekijk de volgende video en beantwoord daarna onderstaande vragen: https://www.youtube.com/watch?v=4aeClm2Ar58

Vraag 8. Bereken de onderstaande sommen.

(Rond euro's en andere valuta af op 2 decimalen)

 

SOMMEN

 

A

Je gaat naar de bank en koopt voor €100 aan Amerikaanse dollars. Hoeveel dollar krijg je dan mee? Gebruik eventueel een soortgelijke verhoudingstabel.

 

 

1

100

 

dollar

1,22

?

 

 

 

B

Je gaat naar de bank en koopt voor €100 aan Engelse ponden. Hoeveel ponden krijg je dan mee?  

 

 

 

 

C

Je gaat naar de bank en koopt voor €100 aan Marokkaanse dirhams. Hoeveel dirhams krijg je dan mee?

 

 

 

 

D

Je gaat naar de bank en koopt voor €100 aan Turkse lira's. Hoeveel lira's krijg je dan mee?  

 

 

 

 

E

Je koopt bij de bank 500 dollar. Hoeveel euro moet je daarvoor betalen?

 

 

 

 

F

Je koopt bij de bank 500 dirham. Hoeveel euro moet je daarvoor betalen?  

 

 

 

 

G

Je koopt bij de bank 500 pond. Hoeveel euro moet je daarvoor betalen?  

 

 

 

 

H

Terug van een vakantie naar Engeland wissel je 1.000 pond in voor euro's. Hoeveel euro ontvang je van de bank?

 

 

 

 

I

Je wisselt bij de bank 10.000 lira in voor euro's. Hoeveel euro krijg je daarvoor van de bank terug?

 

 

 

 

J

Tijdens je vakantie in Turkije zie je in een winkel een leren winterjas. Hij kost 650 lira, maar je weet niet goed of dat duur of goedkoop is. In Nederland kost zo'n jas zeker €400,-. Bereken de prijs in euro's.

 

1.3 Import en export

Om in al onze behoeften te voorzien moeten we veel goederen en diensten importeren. Importeren is het kopen van goederen of diensten in het buitenland. Om deze import te kunnen betalen verkopen we ook veel goederen en diensten aan het buitenland. Dit noemen we exporteren. Om goed te bepalen of we met import of met export te maken hebben kun je het beste kijken naar de geldstroom.

Bij import gaat er geld vanuit Nederland naar het buitenland. En goederen van het buitenland naar Nederland. Bij export komt er geld vanuit het buitenland naar Nederland. En goederen van Nederland naar het buitenland.

 

Vraag 9. 1. Welk woord moet er staan op de lege plaats?

Als Nederland goederen ...1..., gaan er een goederen van Nederland naar het buitenland en geld van het buitenland naar Nederland. 2. Als Nederland goederen ...2..., gaan er goederen van het buitenland naar Nederland en geld van Nederland naar het buitenland.

Vraag 10. Lees de volgende zinnen. Geef per zin aan of er sprake is van import of van export.
1. Een Nederlandse supermarktketen koopt sinaasappelen in Spanje.
2. Een Nederlandse tuinder verkoopt drie ton tomaten aan een Duits bedrijf dat tomatenketchup maakt.
3. Een Engelse toerist slaapt in een Amsterdams hotel.
4. Een Nederlands bouwbedrijf krijgt een opdracht om een brug te bouwen in het Midden-Oosten.
5. Je gaat met je familie een weekje skiën in Zwitserland.

Vraag 11. Zoek op de afbeelding hiernaast de gegevens over de handel met Frankrijk. Je ziet dat Nederland voor 8,8 miljard euro aan producten importeert vanuit Frankrijk. Je ziet dat Nederland voor 13,6 miljard euro aan producten exporteert naar Frankrijk.

1. Leg uit waarom Nederland verdient aan de handel met Frankrijk?
2. Verdient Nederland aan de handel met Duitsland? Leg je antwoord uit met een berekening.
3. En aan de handel met Engeland?