Opdracht 3

Druk uitoefenen

Een kracht kan een druk uitoefenen.
De grootte van de druk die een kracht uitoefent, is afhankelijk van het oppervlakte waarop de kracht werkt.
Als een kracht werkt op een klein oppervlakte is de druk groter dan als dezelfde kracht werkt op een groot oppervlakte.
Oppervlakte is een grootheid. Het symbool voor oppervlakte is A (van het engelse area). De eenheid voor oppervlakte is cm² of m².
Het symbool voor druk is de P (van het Engelse pressure) en de eenheid is N/cm2.
De druk kun je berekenen met de formule: P = F/A

In het geval van de bijtkracht, was je daar dus al mee bezig!
1 kg komt dus overeen met een kracht van 10 N. Hoe komt dit?
Het gewicht van een voorwerp is de kracht waarmee de aarde aan een voorwerp trekt.
Een voorwerp met een massa van 1 kg ondervindt dan een zwaartekracht van 10 N.
Een bijtkracht van 80 kg/cm2 komt dus ongeveer overeen met 800 N/cm2.

Maak nu de volgende vragen.