6.1 Functies

Met een tekstgedeelte heeft een schrijver altijd een bedoeling. Een tekstgedeelte kan een alinea of meerdere alinea’s bij elkaar zijn.

In het eindexamen Nederlands wordt vaak gevraagd naar de functie van een tekstgedeelte (één of meer alinea’s) in de gehele tekst.
Uit een aantal mogelijkheden moet je dan het juiste functiewoord bij het tekstgedeelte kiezen. Let daarbij goed op de signaalwoorden en signaalzinnen in dat tekstgedeelte. Zij wijzen je op de functie van het tekstgedeelte. De meest voorkomende functies zijn:

Aanbeveling

De schrijver komt, meestal op het eind van zijn artikel, tot een goede raad of advies.

Aanleiding

Omstandigheid die de schrijver ertoe brengt zijn tekst te schrijven.

Afweging

De schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze.

Anekdote

Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.

Argument

De schrijver geeft aan waarom hij iets vindt.

Beantwoording

De schrijver geeft antwoord op een eerder gestelde vraag.

Begripsomschrijving

De schrijver geeft een nauwkeurige definitie van een bepaalde term (zie ook ‘definitie’).

Beoordeling

De schrijver geeft een positief of negatief oordeel over een onderwerp.

Bewering

De schrijver verkondigt zijn mening (die hij met argumenten onderbouwt, zie ook ‘stelling’).

Bewijs(voering)

De schrijver probeert de juistheid van een stelling of theorie aan te tonen met feiten (uit onderzoek).

Conclusie

De schrijver komt, op grond van het voorafgaande, tot een gevolgtrekking.

Constatering

De schrijver stelt iets vast, merkt iets op.

Definitie

De schrijver geeft een nauwkeurig omschrijving van een bepaalde term (zie ook‘begripsomschrijving’).

Doelstelling

De schrijver geeft aan wat hij wil bereiken.

Gevolgen

De schrijver beschrijft de gevolgen die door een verschijnsel veroorzaakt zijn.

Hypothese

De schrijver veronderstelt iets dat hij nog moet bewijzen.

Karakterisering

De schrijver geeft de voornaamste kenmerken van een verschijnsel.

Nuancering

Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.

Ontkenning

De schrijver ontkent de juistheid van een bewering.

Oorzaak

De schrijver geeft aan waardoor iets is geworden zoals het is.

Oplossing

De schrijver geeft een oplossing voor een bepaald probleem.

Opsomming

De schrijver geeft een reeks van argumenten, voorbeelden, verklaringen enz.

Probleemstelling

De schrijver brengt het probleem onder woorden dat hij gaat bespreken.

Relativering

De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.

Samenvatting

De schrijver geeft, op het eind van een tekst of tekstgedeelte, in het kort het belangrijkste weer.

Stelling

De schrijver verkondigt zijn mening (die hij met argumenten onderbouwt, zie ook  ‘bewering’).

Tegenstelling

De schrijver geeft aan dat het feit of bewering tegenover een ander feit of een andere  bewering staat.

Tegenwerping

De schrijver maakt bezwaar tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander).

Theorie

De schrijver geeft wetenschappelijke opvattingen die los staan van de praktijk.

Toelichting

De schrijver geeft voorbeelden of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken.

Toepassing

De schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in de praktijk wordt toegepast.

Uitwerking

De schrijver werkt een algemene stelling of theorie meer in detail uit (geeft nadere uitleg, voorbeelden).

Verklaring

De schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan.

Verslag onderzoek

De schrijver geeft de resultaten van een onderzoek.

Voorbeelden

De schrijver verduidelijkt een bewering of verschijnsel met concrete voorbeelden.

Voorbehoud

Voorwaarde of beperking bij een toezegging

Voorwaarde

Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.

Vraagstelling

De schrijver stelt, meestal in de inleiding, de hoofdvraag die hij in de rest van zijn artikel wil beantwoorden.

Weerlegging

De schrijver toont aan dat een bewering of argumentatie niet juist is.

 

In dit filmpje worden diverse functiewoorden uitgelegd: