Reflectie op een praktijkcasus

Hoe kijk ik terug op deze situatie? Het eerste wat mij opviel is dat het voor mij een verwarrende situatie is geweest. Verwarrend, omdat dit het eerste incident voor mij was waarbij ook een collega betrokken was én een slb-leerling. Het was ook verwarrend, omdat de situatie ook voor mij emotioneel beladen was. Enerzijds had dat te maken met het feit dat juist deze kwetsbare leerling de melding deed. De leerling heeft namelijk al een verleden met seksueel misbruik en nu overkomt het juist haar en dat maakte mij verdrietig. Anderzijds had ik ook een collega (de betrokken collega bij deze situatie)  die mij toch in vertrouwen heeft genomen, terwijl ik het incident niet met hem besproken had. Ik vond dat niet correct ten opzichte van mijn leerling. Hij heeft mij toch in vertrouwen genomen ( de toelichting hierop wordt verderop beschreven). Ik was ook verdrietig en verward, omdat het een directe collega betrof en ik mijn empathische gevoel niet kon uitschakelen.

 

”Verwijzen is doorgeven van vertrouwen” (Terpstra, 2015)

Ondanks alle emoties, ben ik van mening dat ik toch professioneel heb gehandeld. Ten eerste, omdat toen de leerling melding maakte, ik haar heb aangehoord en gezegd dat zij beter begeleid kon worden door een speciale vertrouwenspersoon en dat zij voorlopig niet naar de les hoefde te gaan van de desbetreffende collega. Ik realiseer mij dat ik heb onbewust gehandeld naar de interventies van Terpstra & Prinsen:

Daarbij heeft de collega mij in vertrouwen genomen en gevraagd of ik bij het gesprek met de leerling  en de vertrouwenspersoon wilde zijn. Dat heb ik niet gedaan, omdat ik dan tijdens de bemiddeling juist de desbetreffende collega zou ondersteunen en dat zou mijn inziens het vertrouwen van mijn slb-leerling in mij schaden. Dat heb ik hem toegelicht en hij begreep mijn standpunt.

Wat ik wel heb gedaan is de collega adviseren: een door hem gekozen onafhankelijk persoon meenemen die notuleert. Ook heb ik hem op de mogelijkheid gewezen zich nog eens te verdiepen in het dossier van de leerling, omdat zij passend onderwijs krijgt. Dat dossier is te lezen voor alle docenten, omdat het richtlijnen geeft hoe te handelen.  Daarnaast heeft hij ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een vertrouwenspersoon voor personeel in te schakelen, die hem ook in het verdere proces heeft ondersteund. Ook bij het aanhoren van de collega heb ik interventies toegepast die beschreven zijn door Terpstra & Prinsen, namelijk :

Mijn conclusie is dat ik bij een volgende situatie het advies van de vertrouwenspersoon opvolg, namelijk het verhaal niet aanhoren, omdat er een loyaliteitsconflict kan onstaat en dat is precies wat ik herken. Ook het doorverwijzen en adviseren raadt zij af.

 

 

”Leerlingen kunnen gedrag soms anders interpreteren dan de begeleider bedoelt” (Van der Wal, 1996)

Door deze situatie kan ik nu stellen dat ”Leerlingen kunnen gedrag soms anders interpreteren dan de begeleider bedoelt” (Van der Wal, 1996). Want dat is precies wat er aan de hand is geweest. De leerling is een zorgleerling: een leerling die door deskundigen is gediagnosticeerd en door de school als zodanig wordt benoemd. Zij is gediagnosticeerd met MCDD. MCDD is de afkorting van de Engelse term Multiple Complex Developmental Disorder. In het Nederlands: meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis genoemd. Deze stoornis heeft (nog) geen DSM-IV classificatie. MCDD wordt ook wel tot de autisme spectrumstoornissen gerekend. Er is tevens een overlap met angststoornissen.  Bij kinderen met MCDD lijkt er sprake te zijn van een stoornis in de informatieverwerking in combinatie met heftige reacties op prikkels uit de omgeving. Kenmerkend zijn: stoornissen in de regulatie van affecten (angst/boosheid), stoornissen in de gevoeligheid voor sociale signalen en stoornissen in het sociale gedrag in relatie tot leeftijdgenoten en volwassenen en stoornissen van het denken (bizarre fantasieën, verwardheid, etc.). Een van de kenmerken hoe de stoornis zich kan uiten in de klas is dat ze moeite heeft met sociaal inzicht. Ze neemt wel initiatieven tot contact, maar begrijpt echte vriendschapsrelaties of andere sociale relaties niet (www.mydavinci.nl).

 

In dat opzicht had ik achteraf het handelingsplan, waarin bovenstaande informatie beschreven staat, en de richtlijnen hoe om te gaan met deze leerling eerder in het team kunnen bespreken. Daarmee wil ik niet zeggen dat dit proces had kunnen voorkomen, maar mijn collega’s en ik waren ons  wellicht bewuster geweest van de manier waarop signalen bij deze leerling geïnterpreteerd worden.

Ondertussen bezoekt de leerling weer alle lessen en hebben zij en de docent contact met elkaar.