Discussieer vervolgens samen over de vragen van oefening 2.
Oefening 1: Interview
Vanaf je 14e mag je een bijbaantje hebben. Interview je klasgenoot over zijn/haar bijbaantje (optie A). Heeft je klasgenoot geen bijbaantje, stel dan vragen over wat hij/zij graag zou willen doen (optie B).
OPTIE A – Praat over je bijbaantje.
How did you find and get your job? Hoe heb je de baan gevonden en gekregen?
Did you have to do a job interview? Moest je een sollicitatiegesprek doen?
Do you think you get paid well enough? Vind je dat je goed betaald krijgt?
Do you have fun colleagues? Heb je leuke collega's?
What do you like and/or dislike about your boss? Wat vind je leuk en wat minder leuk aan je baas?
Do you get an end-of-year bonus? Krijg je een eindejaarsbonus?
What are the pros and cons of your job? Wat zijn de voor- en nadelen van je baan?
OPTIE B – Praat over het bijbaantje dat je graag zou willen hebben.
Which job would you like to have? Welk bijbaantje zou jij graag willen hebben?
What do you think you’ll get paid? Hoe denk je dat het salaris is?
Would you have a lot of colleagues or not? Zou je veel collega’s willen hebben of niet?
What do you like and/or dislike about this job? Wat vind je leuk en wat minder leuk aan dit bijbaantje?
Do you think you’ll get an end-of-year bonus? Denk je dat je een eindejaarsbonus gaat krijgen?
What are the pros and cons of your job? Wat zijn de voor- en nadelen van je baan?
What are you going to do to get this job? Wat ga je doen om dit baantje te kunnen krijgen?
Oefening 2: Discussie
Je ziet hieronder elf vragen in het Engels over werken.
Kies samen met een klasgenoot vijf vragen uit.
Zoek samen de antwoorden op en bereid samen een gesprekje voor over deze vragen.
At what age do people usually begin to work in your country?
A what age do people usually retire in your country?
Do you think women can have the same jobs as men?
Do you think it is more important to make a lot of money or to enjoy your job?
Would you like to do the same job all your life? Why? Why not?