De dood is meestal een ongenode gast. Als hij komt, komt hij altijd met overmacht. Leven en dood zijn tegenpolen, en zolang een mens leeft is het moeilijk om voor te stellen hoe het is om dood te zijn. De dood ontmoet je altijd bij anderen, de komst van je eigen dood valt buiten je horizon. En als de dood komt is daarmee ook je horizon verdwenen.
De dood van een geliefde ander kan hard zijn. Hij geeft je niet alleen een besef van je eigen sterfelijkheid, je eigen eindigheid. Maar hij confronteert je ook met een groot verlies, een diep gevoelde leegte. Het is alsof er een gat in je leven wordt geslagen, een komeetinslag vanuit de ruimte die een deel van je vertrouwde wereld in een klap wegvaagt.
Zo kan het voelen, en soms duurt het lang voordat deze leegte weer enigszins leefbaar, bewoonbaar is geworden. Dat gaat niet vanzelf. Daar gaat tijd over heen en vooral kost het veel geduld. Je wordt getoetst op zulke momenten, je spankracht wordt belast, kun je het uithouden, verduren wat op je weg is gekomen, kun je accepteren wat in je leven is weggevallen?