Einleitungsaufgabe/-Übung - gemeinsam
Duits is een veel gesproken moedertaal in Europa.
A. Wat is een moedertaal?
B. Wat is jouw eigen moedertaal/moedertalen?
C. Wat zouden de D-A-CH-Ländern kunnen zijn?
Übung 1: Wo wohnt Mauritz? - individuell
Mauritz woont in Marburg, Hessen, Duitsland.
A. Wat is Hessen en hoe noem je dat in het Duits?
B. Waarmee kunnen wij dat in Nederland vergelijken?
C. Teken op de kaart de volgende plekken: Tilburg, Marburg, Bonn, Berlijn, Dresden en München.
D. Wat is de hoofdstad van Duitsland?
E. Wat was de vorige hoofdstad van Duitsland?
F. Maak een schatting hoe ver het vanuit Tilburg is naar: Berlijn, Dresden en München.
G. Zoek nu op hoelang je er met de trein over zou doen.
H. Marburg is de stad van de sprookjes, maar waarom?
I. Zoek twee voorwerpen/beelden die in de stad staan die met een sprookje te maken hebben. Zet er ook een afbeelding bij.
Übung 2: Was braucht Mauritz? - individuell
Mauritz pakt zijn koffer in, maar wat neemt hij sowieso mee?
A. Vertaal onderstaande woorden. Probeer ze eerst zelf te vertalen, lukt dat niet bij alle woorden gebruik dan Uitmuntend.de of VanDale.
1. Sonnenbrille =
2 Regenschirm =
3 Sonnenschirm =
4 Handy =
5 Ladegerät =
6 Kopfhörer =
7 Kappe =
8 Reisepass =
9 Buch =
10 Turnschuhe =
B.* Schrijf (in het Duits) op wat jij allemaal nog meer meeneemt als je op vakantie gaat.
bv. Ich packe meinen Koffer und nehme das Handy, das Ladegerät und die Sonnencreme mit.
*Mavo: schrijf 5 nieuwe producten op.
*Havo/vwo: schrijf 10 nieuwe producten op.
Übung 3: Wo/was kauft Mauritz? - individuell
Mauritz pakt zijn koffer in, maar is nog een aantal dingen vergeten. Hij moet nog snel langs de winkel. Jij moet een selectie maken. Welke merken zijn Duits(-talig)?
Sorteer: Nivea, Schwarzkopf, Sensodyne, Kneipp, Adidas, Puma, H&M, V&D, Ritter Sport, Kinder, Rivella, Chocomel, De Ruijter, Dr. Oetker, Wolfskin, Bever, Vodafone, T-Mobile, Mediamarkt, Saturn.
Richtig | Falsch |
Übung 4: Wen liebt Mauritz? - individuell
Mauritz heeft een vriendinnetje. Voor hij op reis gaat stuurt hij haar een Lebkuchenherz.
A. Hoe ziet een Lebkuchenherz eruit?
B. Wat is een Lebkuchenherz?
C. Waarom zou jij er wel/niet blij mee zijn als je er een kreeg?
Grammatikübung: personen - zusammen
A. Schrijf alle persoonlijk voornaamwoorden die er in het Nederlands zijn op.
B. verdeel ze in twee groepen: EV/MV enkelvoud en meervoud
Grammatikübung: haben/sein - individuell
A. Luister de volgende video's voor haben en sein
B. Maak online de opdracht voor haben en sein
C. Als je de rijtjes van haben en sein goed kent maak je de volgende opdracht online. Beheers je ze nog niet zo goed dan herhaal je stap A en B.
Übung 5: Wer bist du? - individuell
*Mauritz wil graag wat meer over jou weten. Je hebt nog niet veel Duits geleerd, maar je kunt Mauritz met jouw kennis wel al iets over jezelf vertellen.
Je hebt de personen al geleerd en haben/sein zit er ook al aardig in. Gebruik deze kennis en een goed online woordenboek om wat simpele zinnetjes te vertalen.
bv. Ik heb een hond. Ik ben twaalf.
Voor de vertaling van 'een', in het voorbeeldzinnetje met 'een hond', mag je het woord "ein" gebruiken als je zelf nieuwe zinnen gaat maken.
Zorg dat je zowel 'haben' als 'sein' een keer gebruikt deze opdracht:
*Mavo maak 4 duitse zinnetjes
*Havo/Vwo maak 6 duitse zinnetjes