Je controleert de ademhaling bij cliënten met een (te verwachten) stoornis in de ademhaling. Bijvoorbeeld bij:
een longaandoening
een hersenaandoening
bewusteloosheid
tijdens en na onderzoek/behandeling
na verstikking
bij toediening van medicijnen die invloed kunnen hebben op de werking van hart, longen en/of hersenen
bij hartstilstand
Voor het beoordelen van je observatie is kennis nodig van wat normaal is en van oorzaken van een afwijkende observatie. Vergelijk wat je meet ook altijd met eerdere metingen.
Werkwijze
Bij het controleren van de ademhaling let je op:
Frequentie (snelheid). De frequentie van de ademhaling varieert met de leeftijd. Het aantal ademhalingen per minuut van volwassenen is 15 tot 20. Een verhoging van de ademfrequentie heet tachypneu, een verlaging van de frequentie heet bradypneu.
Regelmaat of ritme. Het ritme van de ademhaling is regelmatig als de pauzes tussen twee ademhalingen gelijk zijn. Bij pauzes die afwisselend lang of kort zijn, is er sprake van een onregelmatige ademhaling.
Diepte. De diepte van de ademhaling is de hoeveelheid lucht die per keer wordt ingeademd. De ademhaling is gelijkmatig als steeds met dezelfde diepte wordt ingeademd.
Symmetrie. Bij een normale ademhaling beweegt de borstkas symmetrisch.
Geur. In principe hoort de ademhaling niet te ruiken.
Geluid. Bij een normale ademhaling is er niet of nauwelijks geluid hoorbaar. Geluiden zoals hijgen, piepen of rochelen kunnen bijvoorbeeld te horen zijn bij ontstekingen in de mond- of keelholte, astma of een obstructie.
Symptomen van dyspneu (bemoeilijkte ademhaling), zijn:
benauwde gelaatsuitdrukking
cyanose (de huid kleurt blauw)
bewegen van neusvleugels
intrekkingen van de borstkas
gebruik van hulpademhalingsspieren
Je telt de ademhalingsfrequentie door te kijken naar het op en neer gaan van de borst van de cliënt. Bij de cliënt kan een borst- of een buikademhaling op de voorgrond staan. Meestal komt een gecombineerde ademhaling voor. Tel elke in- en uitademhaling voor één ademhaling. Begin bij de inademing te tellen. De opgaande beweging is de inademing.
De ademhaling kan worden geteld met een zandloper (polsteller) of klokje met secondewijzer.
Tel de ademhaling bij volwassenen en kinderen gedurende 30 seconden en vermenigvuldig de uitkomst met twee. Tel gedurende 1 minuut als de ademhaling afwijkend lijkt.
Aandachtspunten
De ademhaling kan variëren onder invloed van inspanning, ziekte, pijn of stress.
Om de adembewegingen duidelijker te zien, kan een arm van de cliënt over de borst worden gelegd.
De ademhaling kan veranderen wanneer de aandacht erop wordt gevestigd. Emoties beïnvloeden de ademhaling. Tel eventueel de ademhaling meteen na het polstellen zonder het de cliënt te zeggen, terwijl de vingers nog aan de pols liggen.