Voor de Engelse werkwoorden die in het Nederlands gebruikt worden, gelden dezelfde regels voor het vervoegen van de werkwoorden als voor de zwakke woorden.
Let bij het vervoegen op bij de volgende soorten Engelse werkwoorden:
1. Werkwoorden waarbij je de -e laat staan, omdat je deze anders verkeerd uitspreekt.
sharen - ik share (en dus niet ik shar), jij sharet, ik sharede, ik heb geshared
racen - ik race (en dus niet ik rac), jij racet, ik racete, ik heb geracet
2. Engelse werkwoorden met dubbele medeklinker:
Wanneer je deze op zijn Nederlands uitspreekt, krijgen deze geen dubbele medeklinker:
stressen, ik stres, jij strest, ik streste, ik heb gestrest
grillen, ik gril, jij grilt, ik grilde, ik heb gegrild
Als je de werkwoorden op zijn Engels uitspreekt, houden ze de dubbele medeklinker:
passen, ik pass, jij passt, ik passte, ik heb gepasst
appen, ik app, jij appt, ik appte, ik heb geappt
3. Woorden met-le op het einde, waarvan in het Nederlands een werkwoord wordt gemaakt, zoals de woorden Google tackle
googelen, ik googel, jij googelt, ik googelde, ik heb gegoogeld
tackelen, ik tackel, jij tackelt, ik tackelde, ik heb getackeld
Hieronder staat een filmpje met uitleg over Engelse werkwoorden in het Nederlands.
Uitleg Engelse werkwoorden https://www.youtube.com/watch?v=KY1bcacsvv4