Opdracht 2

Pijnstillers

Bekijk het filmpje ‘Overmatig gebruik pijnstillers overschat' vanaf 1:00 min. t/m 6.36 min.

In het filmpje worden twee vrij verkrijgbare pijnstillers genoemd: paracetamol en ibuprofen.

Oefening 1: Welke pijnstillers

Lees nu de tekst over Annelieke, Koen en Noor.

Het is vrijdag. Annelieke (13) is flink grieperig. Ze heeft hoofdpijn en een beetje koorts.
Vanmiddag heeft ze nog een toets, daarna kan ze in het weekend uitzieken.

Koen (16) heeft kiespijn. Hij heeft al een afspraak bij de tandarts gemaakt.
Morgen kan hij terecht. Door de pijn kan hij niet slapen.

Noor (2) is hangerig, huilerig en heeft flink koorts.


Zoek voor Annelieke, Koen en Noortje de volgende vragen uit.
Je kunt gebruikmaken van de genoemde bronnen.
Gebruik bijsluiters van paracetamol en ibuprofen om de dosering vast te stellen.

  1. Welke pijnstiller kunnen ze het best gebruiken?
  2. Hoe vaak ze moeten de pijnstiller innemen?
  3. Hoe lang moeten ze of mogen ze met de tabletten doorgaan?
  4. In welke vorm kunnen ze de pijnstiller toedienen (tablet, smelttablet, zetpil)? Geef hierbij uitleg.

Bronnen

Oefening 2: Werking pijnstillers

Medicijnen kun je op verschillende manieren innemen: via de mond (oraal), via de anus (rectaal) of direct in het bloed, via een infuus of een injectie (intraveneus). Alle medicijnen moeten uiteindelijk in het bloed komen. Via het bloed verspreiden ze zich door het lichaam.

Beantwoord nu de vragen 5, 6 en 7 op het werkblad Pijnstillers.