Project A: Telephone conversation

Situation
You want to visit the zoo but you don't know how much it costs.
Je wilt naar de dierentuin, maar je weet niet hoeveel dat kost.​

Task
Work together with a classmate.
One of you is the caller, the other one works at the zoo.
Een van jullie is de beller, de andere werkt in de dierentuin.
The caller calls the zoo and asks questions to find out about the price.
De beller belt de dierentuin en stelt vragen over de prijs.
Take about five minutes to prepare your conversation.
Neem ongeveer 5 minuten voorbereidingstijd voor het gesprek.

You've done well if:
je hebt het goed gedaan als:


​Kijk in onderstaande tabel of je de punten in de tabel voor jezelf zou beoordelen als goed, voldoende of onvoldoende.

 

GOED

VOLDOENDE

ONVOLDOENDE

 

De juiste woorden   kennen en gebrui-   ken

Ik kan alle eenvoudige woorden gebruiken om me voor te stellen en de informatie te vragen.

Ik kan de meest noodzakelijke woorden gebruiken om me voor te stellen en de informatie te vragen.

Ik kan de meest eenvoudige woorden nog niet gebruiken om me voor te stellen en de informatie te vragen.

 

Grammatica –   zinnen maken

Ik kan alle geleerde grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.

Ik kan de meeste, maar nog niet alle grammatica gebruiken in eenvoudige zinnetjes.

Ik kan de geleerde zinnen niet formuleren, maar gebruik losse woorden zonder zinsverband.

 

Duidelijk -vloeiend   spreken

Ik praat bijna zonder aarzelingen vlot door.

Ik praat redelijk vlot door,  met af en toe een aarzeling.

Ik praat met te veel pauzes en aarzelingen en zonder intonatie.

 

Uitspraak

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt met wat moeite verstaanbaar voor mijn klasgenoot.

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt redelijk verstaanbaar voor mijn klasgenoot.

De uitspraak van wat ik geleerd heb klinkt niet verstaanbaar genoeg voor mijn klasgenoot.

 

Overbrengen van   de boodschap

Ik kan anderen zonder veel moeite duidelijk maken wat ik bedoel en wat ik wil .

Ik kan anderen met wat moeite duidelijk maken wat ik bedoel.

Ik kan anderen niet duidelijk maken wat ik bedoel.

 

Bespreek jouw beoordeling van jezelf met je klasgenoot. Is hij/zij het eens met de beoordeling die jij jezelf hebt gegeven? Bespreek nu de beoordeling van je klasgenoot.