2.1.6 Bijwoordelijke bepaling

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie
Je kan nu, als het goed is, een zin helemaal ontleden t/m meewerkend voorwerp. Het kan zijn dat je dan zinsdelen overhoudt in een zin. De zinsdelen die overblijven zijn bijwoordelijke bepalingen (bwb). Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op vragen als: Waar? Waarheen? Wanneer? etc.

voorbeelden:
Door het slechte weer werd de wedstrijd op het laatste moment afgelast.

Het werkwoordelijk gezegde in deze zin is: werd afgelast
Het onderwerp is: de wedstrijd
Het lijdend voorwerp is: -
Het meewerkend voorwerp is: -
De volgende twee zinsdelen blijven over:
- door het slechte weer

- op het laatste moment

Dus in deze zin staan twee bijwoordelijke bepalingen.

 

Dennis doet altijd boodschappen voor zijn buurvrouw.

Het werkwoordelijk gezegde in deze zin is: doet
Het onderwerp is: Dennis
Het lijdend voorwerp is: boodschappen
Het meewerkend voorwerp is: voor zijn buurvrouw
Het volgende zinsdeel blijft over: altijd is dus een bijwoordelijke bepaling.


Bijwoordelijke bepaling van tijd of plaats
Je hebt veel verschillende soorten bijwoordelijke bepalingen. Twee daarvan zijn de bijwoordelijke bepaling van tijd en de bijwoordelijke bepaling van plaats.

Wanneer een bwb aangeeft wanneer iets plaatsvindt / heeft plaatsgevonden, heb je te maken met een bijwoordelijke bepaling van tijd.

Wanneer een bwb aangeeft waar iets plaatsvindt / heeft plaatsgevonden, heb je te maken met een bijwoordelijke bepaling van plaats.  

voorbeelden:
In de badkamer is Merel haar tanden aan het poetsen.

Het werkwoordelijk gezegde in deze zin is: is aan het poetsen
Het onderwerp is: Merel
Het lijdend voorwerp is: haar tanden
Het meewerkend voorwerp is: -
De bijwoordelijke bepaling: in de badkamer (bwb van plaats)

 

Volgende week gaan we koekjes bakken voor ouderen.

Het werkwoordelijk gezegde in deze zin is: gaan bakken
Het onderwerp is: we
Het lijdend voorwerp is: koekjes
Het meewerkend voorwerp is: voor ouderen
De bijwoordelijke bepaling: volgende week (bwb van tijd)


 

Opdracht 1
Maak onderstaande opdracht. Wanneer je deze hebt voltooid, maak je een screenshot.


Opdracht 2
Ontleed de onderstaande zinnen op de volgende manier:

Mijn vader heeft afgelopen week in de krant gestaan.

pv = heeft

wg = heeft gestaan

ow = mijn vader

lv = -

mv = -

bwb = afgelopen week (tijd) + in de krant (plaats)


Noteer bij elke zin dus de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling op bovenstaande manier. Let op! Je hoeft de zinnen dus niet over te schrijven. Indien er iets niet in de zin staat, zet je een streepje (-).

 

1. Elk jaar maakt mijn oma voor mij een appeltaart.

2. In de keuken heb ik voor mijn ouders een heerlijk diner bereid.

3. Mijn vader gaat in de avond altijd met een vriend sporten.

4. Joris heeft van zijn ouders een mooie laptop gekregen.

5. Meneer Dopheide heeft mijn laptop snel voor mij gemaakt.

6. Ik geef de docent voor het begin van de les een hand.

 

 

 

Opdracht 3
Klik op onderstaande linkjes en maak de oefeningen. Wanneer je een opdracht hebt voltooid, maak je hier een screenshot van.

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-bijwoordelijke-bepaling/

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-bijwoordelijke-bepaling/

 

 

 

Hieronder vind je de antwoorden van opdracht 2:

antwoorden