1.2.1 Tegenwoordige tijd

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie
Voor de persoonsvorm gelden aparte spellingsregels. Vandaag leer je de spellingsregels voor de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tijd van nu).

Eerst is het belangrijk om te weten wat de stam van een werkwoord is.

!De stam is de kortste vorm van het werkwoord. Het is de ik-vorm in de tegenwoordige tijd.

Hieronder zie je verschillende voorbeelden:

dansen ⇒ (ik) dans

liepen ⇒ (ik) loop

blozen ⇒ (ik) bloos

vinden ⇒ (ik) vind

bijten ⇒ (ik) bijt

meedoen ⇒ (ik) doe mee

 

Opdracht 1
Maak onderstaande opdracht over de stam van werkwoorden.


Theorie
Nu je weet hoe je de stam van een werkwoord vindt, gaan we door met de spellingsregels van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.

1. Wanneer ik erbij staat of je/jij erachter: alleen de stam

(ik) loop, loop (ik), loop (jij)

(ik) vind, vind (ik), vind (jij)

2. Wanneer het om iets of iemand anders gaat: stam + t

(hij) loopt, loopt (zij), loopt (Henk)

(hij) vindt, vindt (zij), vindt (Henk)

3. In het meervoud: het hele werkwoord

(wij) lopen, lopen (jullie), lopen (zij)

(wij) vinden, vinden (jullie), vinden (zij)

 

Bij de meeste woorden kun je horen of er een -t achter de stam moet:

ik loop, jij loopt; ik bel, jij belt; ik wandel, zij wandelt; ik repareer, Henk repareert.

Bij werkwoorden die op -den eindigen hoor je dat niet. In dat geval kun je een ander werkwoord invullen om te horen of er wel of geen -t achter de stam moet komen.

Ik vin... het niet eerlijk ⇒ Ik loop het niet heerlijk (ik hoor geen -t, dus ook bij vind geen -t)

Els vin... hem erg leuk ⇒ Els loopt hem erg leuk (ik hoor wel een -t, dus ook vindt met een -t)

 

Opdracht 2
Neem onderstaand schema over in je schrift en vul hem verder in. Je hoeft niet alle lijntjes te tekenen.

hele werkwoord

stam (ik)

stam + t (hij)

lopen

loop

loopt

antwoorden

 

 

 

 

blaast

blijven

 

 

doorgeven

geef (door)

 

 

 

fotografeert

 

doe (mee)

 

reizen

 

 

vinden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



Opdracht 3
Schrijf van de onderstaande zinnen alleen de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op.

1. Een paard (grazen) gemiddeld zestien uren per dag.

2. Deze plant (bloeien) maar één keer in de honderd jaar.

3. Ik (beantwoorden) die e-mails van haar lang niet altijd.

4. PSV (verliezen) morgen vast en zeker weer van Ajax.

5. Zo (dragen) wij ook een steentje bij aan de clubactie.

6. Femke (vinden) de nieuwe kleren van Samira erg leuk.

7. Mariët (houden) wel van katten, maar niet van honden.

8. Onze zelfgemaakte noga (kleven) enorm aan je tanden.

9. Zijn opmerkingen over jou (verrassen) mij helemaal niet.

10. De nieuwe school (worden) volgende week geopend.

11. (branden) het vlees niet aan?

12. Een leeuw (doden) zijn prooi altijd meteen.

13. (melden) je vader je wel eens ziek?

14. Wat (drijven) daar nou in het water?

 

Opdracht 4
Maak twee kolommen in je schrift. Schijf links de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd en zet rechts de niet-persoonsvormen. Maak de persoonsvormen af door er een -t, -d of -dt achter te zetten en maak de niet-persoonsvormen af door er een -t of -d achter te zetten (langer maken).

Voorbeeld: Onze nieuwe game wor... volgende week gelanceer...

 

 


 

 

 


Doe dit ook met de volgende zinnen:

1. Vanavon... speel... Souraya met haar band in de Vorstin.

2. Donny van de Beek heef... vandaag voor het eerst weer getrain... .

3. Lia beantwoor... onze vragen altijd heel enthousias... .

4. De veilighei... in het centrum laa... veel te wensen over.

5. Meestal herstel... de patiën... snel na de operatie.

6. Onze muziekdocen... hou... van vooral van klassieke muziek.

7. Van zo'n enorme stommitei... wor... echt niemand blij.

8. Mijn oma hou... niet zo van onverwach... bezoek.

9. De booshei... van onze coach verbaas... mij enorm.

10. Het bewijs moe... natuurlijk nog wel gelever... worden.

 

Opdracht 5
Bekijk onderstaand filmpje (met oortjes). Klik vervolgens op de link die eronder staat en maak de eerste zes oefeningen (de oefeningen voor de brugklas).

 

https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/werkwoordspelling/de-persoonsvorm-in-de-tegenwoordige-tijd/

 

antwoorden opdrachten 2, 3 en 4