8.1 Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie
Wat betekenen eigenlijk de begrippen letterlijk en figuurlijk?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als je naar bovenstaand plaatje kijkt, zie je dat twee mensen op een tafel voetballen. Dit gebeurt er wanneer het woord 'tafelvoetbal' letterlijk wordt genomen.

Letterlijk betekent dus dat wat je zegt woord-voor-woord klopt. Bij figuurlijk bedoel je eigenlijk wat anders dan dat je zegt, bijvoorbeeld de uitspraak:

Het is hondenweer.

Dit betekent niet dat er letterlijk honden uit de lucht vallen, maar er wordt hier figuurlijk bedoeld dat het slecht weer is.

In het dagelijks leven hoor je veel figuurlijk taalgebruik. Uitdrukkingen en gezegden zijn daar voorbeelden van. Als je bijvoorbeeld vlinders in je buik hebt betekent dit dat je verliefd bent en niet dat je letterlijk van die beesten in je buik rond hebt vliegen.

 

Een gezegde is figuurlijk taalgebruik en staat altijd in combinatie met andere woorden. Het is dus geen hele zin, maar een zinsdeel en het bevat geen werkwoord! Voorbeelden van bekende gezegden zijn:

- met hart en ziel

- willens en wetens

- een open deur

Uitdrukkingen lijken erg op gezegden, maar bevatten juist wel een werkwoord! Kijk maar naar de volgende voorbeelden:

- Lachen als een boer met kiespijn.

- Voor aap staan.

- Door de bomen het bos niet meer zien.



Opdracht 1
Hieronder zie je drie plaatjes. Geef per plaatje aan wat dit met letterlijk en figuurlijk te maken heeft.

 

 

Opdracht 2
Geef van onderstaande uitspraken aan of dit letterlijk of figuurlijk wordt bedoeld.

1. Myrthe kookt van woede.

2. De commissaris voelde de dief stevig aan de tand.

3. Wesley lacht om het grapje van Max.

4. Het is zo warm dat de mussen dood van het dak vallen.

5. De docent struikelde over haar woorden.

6. De mussen vlogen tegelijk weg.

7. De tandarts voelde aan de tanden van de patiënt.

8. De toekomst lacht Dina toe.  

9. Kimmi gaat vanavond koken.

10. De kleuter struikelde over zijn eigen voeten.



Opdracht 3
Klik op onderstaand linkje en maak de opdracht. Heb je deze voltooid? Zet dan een screenshot in je document.

https://leestrainer.nl/Begrijpend%20lezen/groep5%20en/letterlijk/offiguurlijk.htm

 

Opdracht 4
Geef van onderstaande uitspraken aan of je te maken hebt met een uitdrukking of met een gezegde. Het gaat om het cursieve/schuingedrukte gedeelte.

1. De hond in de pot vinden.

2. Brood op de plank hebben.

3. Met hart en ziel zong zij het liedje voor het koningshuis.

4. Liefde maakt blind.

5. Dit tv-programma is allemaal doorgestoken kaart.

6. Van top tot teen was Jeroen verkleed.

7. Nu komt de aap uit de mouw.

8. Zij is een kunstenares in hart en nieren.

 

 

Hieronder vind je de antwoorden:

antwoorden opdrachten 1, 2 en 4