Lesdoelen:
Aan het eind van deze les ...:
Theorie
De komende periode ga je aan de slag met een werkstuk. Tijdens deze les leer je hoe een werkstuk eruit hoort te zien en welke elementen daarin horen.
Een werkstuk heeft altijd een aantal vaste onderdelen:
Al deze onderdelen worden hieronder besproken.
Voorblad
Het voorblad het is de voorste pagina van je werkstuk. Hierop staat de titel/ het onderwerp van je werkstuk, een plaatje, je voor- en achternaam, je klas en de docent voor wie je werkstuk maakt. Hieronder zie je een voorbeeld van een voorblad.
Inhoudsopgave
In de inhoudsopgave komen de hoofdstukken te staan die je in je werkstuk worden behandeld. Je zet deze hoofdstukken in de juiste volorgde en je zet erachter op welke pagina je het desbetreffende hoofdstuk kan vinden. Je noteert alleen het paginanummer waarop het hoofdstuk begint. Een voorbeeld van een inhoudsopgave vind je hieronder.
Zet voor de paginanummer geen blz. ⇒
Hoofdstukken
Dan komen de hoofdstukken. Iedereen gaat met dezelfde vijf hoofdstukken aan de slag, namelijk:
- Familiegeschiedenis (van beide families vaderskant en moederskant)
*maak een stamboom en zet deze in dit hoofdstuk (bij de mavo voor bonuspunten, bij havo een vereiste)
- Levensloop (baby tot heden)
- Normen en waarden binnen het gezin (wat wordt er bij jullie belangrijk gevonden?)
- Hobby's en bezigheden
- Toekomst
Vul bovenstaande hoofdstukken onder andere door middel van een interview met je vader, moeder, opa of oma (of meerdere familieleden). Schrijf daarnaast de teksten in je eigen woorden.
! Bij elk hoofdstuk moet er minstens één foto worden toegevoegd.
! Aantal woorden per hoofdstuk:
mavo: tussen de 250 en 500 woorden
havo: tussen 400 en 500 woorden
Het interview
Stel minstens 10 open vragen die informatie geven voor de hoofdstukken.
Een gesloten vraag is een vraag die alleen met ja of nee kan worden beantwoord.
Een open vraag is een vraag waar meerdere antwoorden op kunnen komen. Vaak beginnen deze vragen met hoe, waarom, wat etc.
Voorbeeldvragen zijn:
- Waar komt onze familie vandaan?
- Welke beroepen voerden opa's en oma's uit?
- Hoeveel kinderen hadden de opa's en oma's?
- Zijn er bijzondere dingen gebeurd in onze familie?
- Welke familietradities hebben wij?
- Welke normen en waarden vind jij belangrijk om aan mij mee te geven?
- Wanneer zette jij je eerste stapjes?
- Wat was je eerste woordje?
- Wat vond ik vroeger leuk om te doen?
- Hoe was ik als baby?
! Zorg dat je het interview(s) opneemt en uitschrijft. Je interview komt in de bijlage te staan.
Wat heb ik geleerd?
In het hoofdstuk Wat heb ik geleerd? vertel je wat je hebt geleerd over het jouw familie. Er zijn vast dingen die je van te voren nog niet wist. Je vertelt ook wat je hebt geleerd over het maken van een werkstuk. Wat ging goed en wat kan je een volgende keer anders doen?
! Aantal woorden:
mavo: tussen de 200 en 300 woorden
havo: tussen 200 en 300 woorden
Spelling, interpuntie en zinsopbouw
Tijdens het schrijven van je werkstuk moet je goed op je spelling, interpuntie en zinsopbouw letten.
Bij de spelling let je extra op de werkwoordspelling. Als het goed is, heb je hier van het jaar al mee geoefend. Veel voorkomende fouten zijn bijvoorbeeld: ik wordt of hij vind.
Vul telkens bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd het woordje lopen in om te horen of je alleen de stam schrijft of stam + t. Wees je bewust van je spelling en lees alles minstens twee keer door wanneer je aan het typen bent.
Het kan natuurlijk ook gebeuren dat je soms per ongeluk een letter te veel of een letter te weinig neerzet.
Lees alles dus goed na! En laat iemand anders ook naar je tekst kijken. Twee paar ogen zien meer, dan één paar ogen...
Naast spelling moet je goed letten op interpunctie. Met interpunctie worden de leestekens bedoeld! Zet dus punten, komma's en vraagtekens waar die horen!
Zet altijd een punt achter het einde van de zin, maar niet achter de titel of de titels van de hoofdstukken.
Zet een komma voor de verbindingswoorden omdat, maar, want, terwijl, doordat etc. Niet voor het verbindingswoord en. Er hoort ook een komma tussen twee persoonsvormen.
Soms heb je een vraag als titel van een hoofdstuk denk eraan om dan een vraagteken achter de vraag te zetten.
Let daarnaast ook op de zinsopbouw. Maak je zinnen niet te lang en maak gebruik van verbindingswoorden!
Verzorging en inleveren
Als je je werkstuk gaat inleveren, zorg je ervoor dat het er netjes en verzorgd uitziet. Het werkstuk moet worden geprint, dus doe het daarna in mapje of doe er een nietje in.
En je levert het ook in via Somtoday!
Zorg dat je werkstuk er aantrekkelijk uitziet met foto's, paginanummers en lettertype Arial grootte 12. De titels mogen uiteraard wat groter.
Hieronder vind je het beoordelingsformulier.