6.4.3 Spannend verhaal

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les:

 

Schrijfplan
Voordat je een verhaal gaat schrijven is het handig om van te voren de grote lijnen uit te denken. Een schrijfplan kan je daarbij helpen.

Tijdens deze les leer je hoe je een schrijfplan kan maken.

Klik hier voor meer uitleg.

 

De opdracht 1
Vandaag ga je aan de slag met het schrijven van een spannend verhaal. Voordat je daarmee aan de slag gaat, lees je eerst onderstaande fragmenten en beantwoord je de vragen.

 

Fragment 1

Peter liep het huis in. “Hallo!” riep hij. Geen antwoord. Nieuwsgierig liep hij verder. Waar was ze nou gebleven? Hij had haar toch écht hier naar binnen zien gaan. Langzaam liep hij de gang door en opende de deur van de woonkamer. Daar was ze ook al niet.“Ineke?” Waar ben je?” Weer geen antwoord.
Hij zag een deur, waarschijnlijk ging die naar de keuken. Voorzichtig ging hij in de richting van de deur. Hoorde hij daar iets? Nee, hij had het zich vergist.

 

Fragment 2

Peter liep het huis in. Vlakbij de deur hing een kapstok, met oude jassen vol gaten. De motten hadden zich hier goed op uitgeleefd. Iets verderop zag hij een deur die waarschijnlijk naar de woonkamer ging. Peter zag dat de rode verf op de deur zijn beste tijd gehad had. “Hallo!” riep hij. Geen antwoord. Het bleef doodstil. Het leek er niet op dat dit huis bewoond was. Nieuwsgierig liep hij verder. De vloer kraakte bij elke stap die hij nam. Peter merkte dat zijn hart sneller begon te kloppen. Dit huis had er van buiten al niet gezellig uitgezien, maar nu kreeg hij er helemaal de kriebels van. Op de grond stonden oude herenschoenen. Er zat een dikke laag stof op en Peter zag een dode muis in één van de schoenen. Zoekend keek hij om zich heen en spitste zijn oren in de hoop iets van Ineke te horen. Waar was ze nou gebleven? Hij had haar toch écht hier naar binnen zien gaan. Langzaam liep hij de gang door en opende de deur van de woonkamer. Hij schrok van wat hij zag. Zo’n rotzooi had hij nog nooit eerder gezien. Overal lagen boeken, kleren en etensresten. Door de etensresten rook het er niet bepaald fris. De broodjes op tafel waren al groen geworden en het leek zelfs alsof er iets op het bord kroop. Insecten, of maden misschien.

 

1. Welk fragment vind jij spannender?

2. Hoe komt het dat je dat fragment spannender vindt?

3. Welk fragment zie het meest voor je?

4. Waar ligt dat aan denk je?

 

 

De opdracht 2
Je gaat nu zelf aan de slag met een spannend verhaal. Je mag helemaal zelf bepalen waar dat over gaat. Probeer er uiteindelijk voor te zorgen dat de lezer van jouw verhaal op het puntje van zijn/haar stoel komt te zitten.

Je begint met het maken van een schrijfplan. Kies een van de schrijfplannen die je vindt in hoofdstuk 5.1.


Wanneer je je schrijfplan af hebt, ga je echt beginnen met je verhaal.

 

Eisen: