Onderzoek doen

De onderzoeksvraag

Elk onderzoek begint met de onderzoeksvraag. Het wordt ook wel het doel van de proef genoemd. Bij de eerste proeven krijg je de onderzoekvraag. Later moet je zelf een onderzoekvraag bedenken. Een goede onderzoekvraag moet je na een proef kunnen beantwoorden.

Voorbeelden van goede onderzoeksvragen zijn:

 

Vragenmachientje https://www.youtube.com/watch?v=_HjH7PlqmhM

Goede onderzoekvragen zijn eenduidig. Dat betekent dat je precies weet wat er gevraagd wordt en er geen andere betekenis is.

'Wat gebeurt er als je een ei op de grond laat vallen?' is dus niet echt een goede onderzoeksvraag. Want wat wil je weten?

Om ongelukken bij het practicum te voorkomen zijn er een paar regels.

  1. Tassen in de rekken.
  2. Geen petten.
  3. Niet eten, drinken of kauwgom in het lokaal.
  4. Geen mobieltjes zonder toestemming van de docent.
  5. Blijf op je plaats tenzij je spullen moet gaan halen.
  6. Werk voor het onderzoeksplan.
  7. Aan het einde van de les ruim je de spullen op en schuif je de kruk onder tafel.
  8. Bij een practicum is er altijd een TOA (technisch onderwijs assistent). Je kan hem/haar vragen om hulp. Volg ook zijn opdrachten uit.

 

Glas is anders dan hout omdat het breekbaar en doorzichtig is. Breekbaar en doorzichtheid zijn stofeigenschappen. Er zijn allerlei stofeigenschappen. Aan een combinatie van stofeigenschappen kan je een stof herkennen. Een andere eigenschap is de fase van de stof: gas, vloeibaar of vast.

Bijvoorbeeld: glas: vast, breekbaar, hard, doorzichtig, lost niet op in water

In het practicum krijg je 16 flesjes met stoffen. Aan jou de opdracht om te onderzoeken welke stof in welk flesje zit. Schrijf daarvoor eerst de stofeigenschappen op en probeer daarna pas te raden om welke stof het gaat.

De onderzoeksvraag is dan: Welke stof zit er in elk flesje?

Proeven doen noem je ook wel een practicum uitvoeren. Dat gaat niet altijd in een gewoon leslokaal. Vaak heb je elektriciteit, water of een gasbrander nodig. Daarom voer je een practicum uit in het practicum lokaal. Kleine proeven doe je meestal met een andere leerling. Grotere proeven doe je in een groep van 3 of 4 leerlingen

In de komende lessen ga je 4 proeven uitvoeren. Bij eerste drie proeven leer je elke keer een stukje meer over het uitvoeren van een onderzoek.

Bij de laatste proef ga je samen met een klasgenoot een onderzoek uitvoeren en een verslag schrijven. Voor dit verslag krijg je een cijfer dat 2x meetelt.