Een valkuil van veel ondernemers is het willen verkopen aan iedereen. Het is goed om voor een specifieke groep te kiezen. Daarvoor kun je het beste zo duidelijk en uitgebreid mogelijk de doelgroep omschrijven.
https://www.youtube.com/watch?v=OXwQu-uXfwE
Om een doelgroep te bepalen maak je een lijst met kenmerken:
1. Leeftijd
2. Geslacht
3. Woonplaats
4. Regio
5. Opleidingsniveau
6. Beroep
7. Vrijetijdsbesteding
Opdracht 1
Ook jij valt als klant in een doelgroep. Door onderstaand profiel in te vullen krijg je te zien hoe bedrijven jou zouden zien.
Kenmerken |
|
Leeftijd |
|
Geslacht |
|
Woonplaats |
|
Regio |
|
Opleiding |
|
Vrijetijdsbestedingen |
|
Waar heb je behoefte aan? |
|
Wat doe je dagelijks? |
|
Aankoopgedrag: wat koop jij. |
1. |
Verbruiksgedrag: hoe lang doe je met boven genoemde producten. |
1. |
Opdracht 2
Beschrijf uitgebreid zoals in het schema hierboven de doelgroepen van onderstaande producten.
a. Muziekfesivalkaartje
b. Gezinsauto
c. Sportkleding
d. Opticien
e. Games
f. Mixer
Opdracht 3
Noteer nu de behoefte. Geef dus voor bovenstaande producten aan waarom mensen het product willen kopen.
Opdracht 4
Zoek op wat het begrip kenmerken betekend via google. Schrijf deze omschrijving duidelijk op. Controleer met jouw groepsgenoten of jullie het zelfde antwoord hebben gevonden.
Opdracht 5
a. Stel, jullie klassen is een doelgroep voor een kledingzaak. Beschrijf jullie gemeenschappelijke kenmerken.
b. Een doelgroep moet goed bereikbaar zijn voor een bedrijf. Schrijf op via welke manieren een bedrijf jou zou kunnen bereiken.
c. Aan welke producten heeft jouw klas behoefte op dit moment van het jaar(gericht op school)?
Een koopmotief is de reden waarom personen of bedrijven producten kopen. Er zijn 10 koopmotieven opgesteld door economen. Deze 10 koopmotieven zijn voor een verkoper handig om te weten. De reden hiervan is het kunnen inspelen op de wensen en behoeften tijdens een verkoopgesprek.
Opdracht 6
Neem onderstaande tabel over. Schrijf in de eerste kolom de uitleg van het genoemde koopmotief, gebruik hiervoor het internet en de les die je krijgt van je docent . Schrijf in de 3de kolom een voorbeeld van een product die past bij de beschrijving van het koopmotief.
Koopmotief |
Uitleg |
Voorbeeld |
Geld |
|
|
Zekerheid |
|
|
Erbij willen horen |
|
|
Gemak |
|
|
Tijdsbesparing |
|
|
Vernieuwing |
|
|
Lust |
|
|
Noodzaak |
|
|
Status |
|
|
Zelfontplooing |
|
|
Je weet nu hoe je de doelgroep beschrijft en welke koopmotieven deze verschillende groepen hebben. Wil je meer weten over jouw specifieke doelgroep, dan kun je dit doen door hen vragen te stellen in een interview (kwalitatief onderzoek) of een enquête in te laten vullen (kwantitatief onderzoek). Deze onderzoeken worden vaak gedaan door een marketing specialist.
Nu is het belangrijk om te weten hoe je klanten kopen, waarom en wat van invloed is op het koopgedrag. Dit doen we met een afnemersanalyse.
In een afnemersanalyse zijn drie zaken belangrijk:
- Gedrag: hoe koopt de afnemer het product bij jou en hoe gaat hij het daarna gebruiken.
- Behoeften: een afnemer koopt iets omdat hij hier behoefte aan heeft, je hebt iets nodig.
- Omgeving: de invloed van andere mensen, trends en ontwikkelingen op jouw aankopen als klant.
Opdracht 7
Beschrijf jouw gedrag wanneer je een nieuwe spijkerbroek nodig hebt.
Opdracht 8
Noteer bij iedere koopbehoefte twee voorbeelden van producten.
a. Basisbehoefte
b. Oplossen van een probleem
c. Behoefte aan nieuwe dingen
d. Duurzaamheid
e. Behoefte om erbij te horen
f. Gezondheid
g. Behoefte aan beter (verbeterde of nieuwe versie van een product)
Opdracht 9
Schrijf bij onderstaande producten op wie of wat er invloed heeft op deze aankoop.
a. Paraplu
b. Hangplek voor jongeren
c. Speeltuin
d. Webshop met sieraden
e. OV-chipkaart
f. Rollators
Het kan soms handig zijn om te weten wat je concurrenten doen. Concurrenten zijn bedrijven of personen die hetzelfde product aanbieden. Zo kom je erachter waar zij goed in zijn, waar zij minder goed in zijn en wat jij zelf dus ook beter kan doen.
Opdracht 10
Je onderzoekt concurrenten altijd op 4 onderdelen; prijs, service, grootte van de afnemersgroep en doelgroep. a. Onderzoek nu de twee supermarken Jumbo en Lidl.
|
Jumbo |
Lidl |
Prijs |
|
|
Service |
|
|
Grootte van de afnemersgroep |
|
|
Doelgroep |
|
|
b. Vind je deze twee winkel concurrenten van elkaar? Leg uit waarom wel of waarom niet.
Opdracht 11
Al eerder is gesproken over een USP. Ook bij het bekijken van je concurrenten is het belangrijk om te weten wat hun USP is. Op deze manier weet je hoe je je kunt onderscheiden van je concurrenten. Bedenk voor de volgende bedrijven een usp.
a. Kledingwinkel
b. Restaurant
c. Tuincentrum
d. Sneakerwinkel
e. Discotheek
f. Snackbar
De SWOT analyse wordt ook wel de sterke en zwakte analyse genoemd. SWOT staat namelijk voor Strenghts (sterktes), Weaknesses (zwaktes), Opportunities (kansen) en Threats (bedreigingen). Met deze analyse kun je jouw bedrijf economisch analyseren, oftewel bekijken wat er goed en minder goed gaat.
Opdracht 12
Je gaat nu oefenen met het maken van een SWOT analyse. Je leest onderstaand verhaal over broodjeszaak “de snelle hap”. Vervolgens schrijf je in de lege SWOT analyse alle gegevens op die je kan bedenken.
Broodjeszaak “de snelle hap’’ zit midden in het centrum van Bergen op Zoom. De broodjeszaak richt zich op gezinnen met jonge kinderen. Je kunt hier een kindermenu krijgen voor €3,99. De zaak loopt goed, vooral op woensdagmiddag komen ouders of grootouders hier naartoe met hun kinderen. Nu zijn de eigenaren van “de snelle hap” aan het kijken voor een nieuwe vestiging in Steebergen. Natuurlijk is de afnemersgroep hier een heel stuk kleiner, maar de eigenaren zien hier geen probleem in. Op het gebeid van reclame maken doet “de snelle hap” weinig, ze staan alleen soms in een lokale krant