Hoe kunnen we dit in de school preventief aanpakken?

Omgevingsfactoren

Bij probleemgedrag bij leerlingen is het goed om te kijken naar waar het vandaan komt.
De omgeving heeft invloed op het gedrag, zo kunnen ouders leerlingen meegeven dat bepaalde groepen individuen niet deugen en dat ze daar niet mee om mogen gaan terwijl ze bij vrienden of familie weer andere opvattingen te horen krijgen.
Deze factoren kunnen een risico zijn op probleem-/pestgedrag.

Volgen psycholoog Bronfenbrenner(1977) moet men de omgeving erbij betrekken.
Niet alleen kijken naar het gedrag van de leerling in de klas en op school maar ook naar de hele omgeving.  Hij ontwikkelde het (bio) ecologisch model.

Miconiveau: kijken naar de omgeving waar de leerling direct mee te maken heeft, familie, klasgenoten, mentor. Hoe beïnvloeden deze factoren elkaar?

Zo hebben opvoeders een belangrijke taak maar opvoeders kunnen de oorzaak zijn van het probleem. Lukt dat niet om te stoppen dan moet de school de veilige omgeving bieden.
Mesosysteem: contacten tussen de verschillende mesosystemen.
Ouders kunnen bijvoorbeeld waardevolle informatie geven over gevoelens van kinderen aan leerkrachten en andersom. (Young, 2016).
Samenwerking en oplossingsgericht te werk gaan met ouders en leerlingen kan bijdragen aan het stoppen van het probleem (Young, 2016).
Vanuit het Macrosysteem kijkt men naar overtuigingen, waarden en wetten waarmee het kind in aanraking kan komen.  Uit onderzoek komt naar voren dat het verband tussen pesten en een gewelddadige omgeving het grootst is maar wanneer er zicht op is door ouders, het verband zwakker is (Low & Espelage, 2014).
Exosysteem: Hierbij kun je denken aan de invloed die internet, social media, televisie heeft op kinderen. Waar wordt  naar gekeken en wat doet dat met het kind?
Internet afnemen van kinderen is geen optie, dan worden ze nog liever gepest. luisteren naar kinderen en samen optrekken werkt wel (Baas, 2015).

Het model van Bronfenbrenner toont aan dat pesten niet een, twee, drie op te lossen is.
Een school waar niet gepest wordt bestaat niet (Remundt & Deen, 2011).  Af en toe een paar lessen aan pesten besteden en alleen maar een pestprotocol hebben heeft geen zin.
Wil je dat het percentage pesten af gaat nemen dan is goed management en een preventief beleid  belangrijk. De school moet een veilig klimaat scheppen voor iedereen.
In het beleid staat: de manier waarop er gecommuniceerd wordt , hoe wordt er met elkaar om gegaan? Vaak ziet men dat scholen pas handelen wanneer het te laat is. Leerkrachten, leerlingen, ouders/opvoeders moeten met elkaar in verbinding staan waardoor leerkrachten continu samenwerken aan de veilige school.

Het is goed om in de school vaste overlegmomenten te plannen waarbij iedereen weet wat we verstaan onder pestgedrag, welke regels we hanteren etc. Hierbij is een overleg met het team en nascholing over het schoolklimaat erg belangrijk. Vooral de preventie. ( Remundt & Deen, 2011)

Online gedrag

Cyberpesters vallen niet altijd op en de relatie met de docenten kan goed zijn.
hierdoor kan de stap voor de slachtoffer om het te melden moeilijker zijn. Er is veel kennis nodig van docenten en ouders zodat ze in staat zijn controle uit te oefenen op het online gedrag van kinderen en het slachtoffer de juiste ondersteuning kunnen geven. (Li, 2008). Uit onderzoek blijkt dat ouders die controle uitoefenen op het online gedrag, minder online agressie uiten (David-Ferdon & Feldman, 2007).

Groepsvorming

Wat uit de wetenschappelijke literatuur over pesten naar voren komt is dat men moet werken aan groepsvorming.  De periode tussen zomer en herfst bepaalt de plek in de klas, wie wel en niet aansluiting vindt bij een groep. Leerkrachten kunnen in gesprek gaan met leerlingen over respect, waarden, mag iedereen zijn wie hij/zij is?  Wanneer je in deze fase een positieve groepsdynamiek creëert verloopt het schooljaar vaak plezierig. Aandacht voor sociale, emotionele competenties zijn erg belangrijk. ( Overveld, 2012)

Driehoek van samenwerking

Patricia Bolwerk ( directrice van Stichting stop pesten nu) geeft aan dat er samen gewerkt moet worden tussen leerkrachten, ouders en leerlingen.

Ze geeft aan dat je leerlingen eerst leert hoe je via internet op een sociale manier met elkaar om gaat. Binnen de klas maak je afspraken, wat mag wel en wat kan echt niet online? En welke maatregel nemen we wanneer het wel gebeurt?

Door samen te werken met ouders en leerlingen en iedereen eerlijk en open zijn verhaal vertelt komen eventuele problemen eerder naar boven. Leerlingen kun je bijvoorbeeld leren om niet altijd te reageren op een bericht. Heb je niets zinnigs te zeggen dat hoeft dat ook niet.  Belangrijk volgens Patricia is dus dat je als leerkracht weet wat de verwachtingen zijn van ouders, wat ze graag willen en dat men weet hoe je communiceert met elkaar.

 

Good Practice

SocialmediaIMPACT begeleid scholen op het gebied van social media en cyberpesten. Tevens kun je daar terecht met vragen over mediawijsheid.

K. van SocialmediaIMPACT geeft trainingen en voorlichting aan docenten en leerlingen op het gebied van cyberpesten.  K. geeft aan dat het belangrijk is dat scholen een goed beleid hebben op het gebied van sociale veiligheid. Het is aan te raden dat iedereen (docenten, mentoren, respect coördinatoren) goed opgeleid zijn en in kunnen spelen op de belevingswereld van de pubers. Wat gebeurt er wanneer een leerling stiekem een foto maakt of een foto wel of niet verwijdert? Belangrijk is dat collega’s weten waar de grenzen liggen en dat iedereen gelijk handelt. K. geeft aan dat het daar vaak mis gaat. De ene docent pakt de telefoon wel af en de andere niet. Dan geef je een verkeerde boodschap af als school en kun je de leerling de ruimte geven om een juridisch proces te starten. Docenten zijn zich vaak niet bewust van de gevolgen. Uiteindelijk kan dit invloed hebben op het gedrag van de leerling en zijn schoolprestaties. Een preventief programma aanbieden waarbij mentoren goede voorlichting geven met als doel dat leerlingen een genuanceerde houding leren te ontwikkelen om minder impulsief te reageren. Het primaire wordt afgeremd en men leert na te denken over de consequenties. Dit kan door kennis te geven wat er online gebeurt, discussies te voeren over wat er speelt in het nieuws, gesprekken begeleiden en leren luisteren naar elkaar. Communiceren prikkelt de hersens van pubers.

De vraag is of leerkrachten zich bewust zijn van wat er wel en niet mag.
Juridisch gezien is het niet duidelijk of een leerkracht een foto of film mag verwijderen wat aanstootgevend is. Het schijnt wel te mogen maar het advies van school en veiligheid van kennisnet raad het af. Leerkrachten kunnen beter vragen of leerlingen het zelf willen verwijderen of de ouders op de hoogte te brengen.
K. geeft als advies om met de leerlingen in gesprek te gaan en in de klas te vragen om beelden niet verder te verspreiden. Merk je in de klas dat er iets speelt vraag dan alle leerlingen om de telefoon op tafel te leggen en begin het gesprek. (school en veiligheid, kennisnet).

Een groepsapp aanmaken met de klas is volgens K. niet verstandig. Je kunt beter op de hoogte zijn van de beheerder van de groep en afspraken maken met de beheerder .
Docenten kunnen leerlingen de juiste begeleiding geven hoe ze om moeten gaan met sociale media. Daarvoor kunnen ze gebruik maken van de 'What's Happy' les. Dit is een lesprogramma wat gebruikt kan worden in de onderbouw. In deze les maken leerlingen afspraken over het fatsoenlijk gebruik in een what's app groep.