Step 4 - Grammar

In Dutch, we have one word to talk about a large amount (veel) and one word to talk about small amounts (weinig). Last school year, you learnt about the English translation of ‘veel’: much and many. Do you remember how to use these words? Which one you use depends on the word that comes next.
In het Nederlands hebben we één woord voor een grote hoeveelheid (veel) en één woord voor een kleine hoeveelheid (weinig). Vorig schooljaar heb je al kennis gemaakt met de Engelse vertaling van ‘veel’: much en many.  Weet je nog hoe het zat? Welke van de twee je moet gebruiken, hangt af van het woord dat erna komt.

The same is true for the English translation of ‘weinig’: little and few.
Hetzelfde geldt voor het Engelse vertaling van weinig: little en few.

Study the explanation of much, many, little and few in the Kennisbank.
Bestudeer uit de Kennisbank Engels de pagina over much, many, little en few.

This about this question: When do you use little and when do you use few?
Denk na over deze vraag: Wanneer gebruik je little en wanneer gebruik je few?

Much and many / little and few